ECLI:NL:RBNHO:2020:4897

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5522
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot toekenning van maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J. Tjepkema, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) ongegrond is verklaard. Eiser ontving eerder een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding, maar verweerder heeft na een herbeoordeling besloten om de toekenning te verlagen naar 5 uur per week, gebaseerd op adviezen van een medisch adviseur en indicatieadviseur. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek door verweerder en stelde dat zijn situatie onvoldoende was meegewogen. De rechtbank oordeelde dat verweerder zorgvuldig had gehandeld, aangezien er een huisbezoek was afgelegd en relevante zorgplannen waren betrokken in de besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat de toekenning van 5 uur begeleiding per week niet onredelijk was, gezien de omstandigheden en de eerdere indicaties. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Tjepkema),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec, verweerder
(gemachtigden: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] ).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2019, gewijzigd bij besluit van 8 juli 2019, heeft verweerder aan eiser een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb wordt over de periode van 30 maart 2019 tot en met 30 juni 2019 verstrekt voor 7,5 uur per week en over periode van 1 juli 2019 tot 30 juni 2020 voor 5 uur per week.
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 15 juni 2020. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door zijn vader (tevens bewindvoerder)
[naam 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft na de zitting bij e-mailbericht van 25 juni 2020 stukken ontvangen van eiser. Op grond van artikel 2.16, tweede lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (Niet-Kei-zaken) 2017 (het procesreglement) blijven stukken die na de sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd zijn ingediend, buiten beschouwing. Een uitzondering geldt voor stukken die aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. De rechtbank ziet in de na de zitting ongevraagd ontvangen stukken geen aanleiding om het onderzoek te heropenen en zal de brief daarom buiten beschouwing laten. Ingevolge artikel 2.16, derde lid, van het procesreglement blijft de buiten beschouwing gelaten brief wel in het dossier opgenomen.

Overwegingen

1.1.
Eiser, geboren in [# 1] , woont bij zijn ouders. Eiser heeft een indicatie Banenafspraak waarvoor hij in het doelgroepenregister is opgenomen. Hij werkt vier dagen per week bij [# 2] .
1.2.
Eiser ontving van 20 april 2017 tot en met 30 november 2018 individuele begeleiding voor 10 uur per week in de vorm van een pgb. De begeleiding wordt geboden door zijn ouders.
1.3.
Op 6 juni 2018 heeft eiser zich gemeld voor een verlenging van zijn indicatie begeleiding. Verweerder heeft vervolgens een medisch advies gevraagd bij [# 3] . Bij besluit van 8 februari 2019 heeft verweerder de eerder afgegeven indicatie voor 10 uur individuele begeleiding met 4 maanden verlengd tot en met 29 maart 2019, dit in afwachting van het medische advies. Op 18 maart 2019 hebben een arts, [naam 5] , en een indicatieadviseur, [naam 6] , beide van [# 3] , aan verweerder gerapporteerd.
1.4.
In de adviezen is vermeld dat eiser bekend is met psychiatrische problematiek (PDD/NOS) en ondersteuning nodig heeft bij
- het behouden van overzicht en het duiden van sociale situaties;
- het maken van een planning/weekschema (plannen van taken);
- het stimuleren om tot actie te komen en het aansturen om taken op te pakken;
- toewerken naar zo zelfstandig mogelijk wonen.
Hiervoor wordt individuele begeleiding van 5 uur per week voor de duur van 1 jaar geadviseerd. Het aantal geadviseerde uren is gebaseerd op de ondersteuningsvragen met betrekking tot het aansturen en stimuleren in oppakken taken (circa 0,5 uur per dag) en ongeveer 1,5 uur per week voor het duiden van sociale situatie, het plannen van de dag en de week en het omgaan met veranderingen. Verder is vermeld dat voor het toewerken naar zelfstandig wonen professionele begeleiding gewenst zou zijn. Op die manier went eiser aan anderen en leert hij zijn hulpvraag ook bij externe begeleiders te stellen, aldus de adviezen.
1.5.
Verweerder heeft vervolgens besloten zoals hiervoor onder het procesverloop staat weergegeven.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de arts en de indicatieadviseur van [# 3] eisers situatie hebben onderzocht en verweerder daarover hebben geadviseerd. Verweerder neemt het advies over. Verweerder baseert zich op de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Stede Broec (de beleidsregels) op grond waarvan 1 uur individuele begeleiding per week wordt toegekend om een cliënt te ondersteunen in plannen, overzicht en inzicht te bieden. Voor eiser wordt deze tijd opgehoogd met ondersteunen in de administratie (15 minuten per week), coördineren en opstarten met betrekking tot op zichzelf gaan wonen (60 minuten per week), stimuleren, structureren en aanleren van vaardigheden met betrekking tot de persoonlijke verzorging (30 minuten per week), het maken van een vertaalslag tussen cliënt en derde wanneer er sprake is van een verminderde informatieverwerking (60 minuten per week), het visualiseren van informatie gericht op het plannen en aanbrengen van structuur (15 minuten per week) en de afstemmingstaken in verband met het activeren/versterken van het sociaal netwerk (15 minuten per week). Dit komt neer op 4 uur en 15 minuten individuele begeleiding per week. Verweerder volgt [# 3] , die 5 uur individuele begeleiding per week heeft geadviseerd wat maakt dat er wekelijks 45 minuten extra ondersteuning op het gebied van overige zaken aan eiser gegeven kan worden. Omdat eiser in het verleden een pgb voor 10 uur individuele begeleiding heeft gekregen, ziet verweerder aanleiding tot het toepassen van een afbouwregeling.
2. Eiser stelt dat het onderzoek door verweerder niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser verwijst naar de zorgplannen waarin uitvoerig is verwoord waaruit de begeleiding allemaal bestaat. Zo vraagt hij ook ondersteuning bij educatieve en culturele uitjes door het hele land en heeft hij begeleiding nodig op de dagen dat hij niet werkt. Verder wijst eiser erop dat met de reactie van eiser op het conceptrapport van de arts van [# 3] niets is gedaan en heeft verweerder nagelaten te motiveren waarom er niets mee is gedaan. In het onderzoek door [# 3] is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat eiser één dag minder dagbesteding heeft dan voorheen, namelijk vier dagen in plaats van vijf. Voor die extra dag is geen extra individuele begeleiding toegekend. Eiser stelt dat verweerder hem ten onrechte niet opnieuw een indicatie heeft verstrekt voor 10 uur individuele begeleiding per week.
3.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het onderzoek door verweerder onzorgvuldig is geweest. Een Wmo-consulent van verweerder heeft een huisbezoek afgelegd en met eiser en zijn ouders gesproken. Voorts heeft verweerder de toegezonden zorgplannen waarin de zorgverlening aan eiser door zijn ouders is beschreven, bij zijn besluitvorming betrokken. Ook heeft verweerder advies gevraagd aan [# 3] . Uit de door een arts en een indicatiebegeleider opgestelde rapportages over de individuele begeleiding van eiser blijkt eveneens dat zij onderling overleg hebben gevoerd. Eiser heeft op het advies van [# 3] gereageerd en de rapportages zijn tezamen met de reactie van eiser naar verweerder verzonden. Ook beschikte verweerder over een eerdere rapportage van [# 3] van 16 oktober 2016 met betrekking tot de begeleiding van eiser. Gelet op de informatie waarover verweerder al beschikte en de informatie die verweerder in deze procedure heeft ontvangen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek.
3.2.
Bij de verdere beoordeling dient als uitgangspunt artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015, waarin begeleiding als volgt is gedefinieerd: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. Verder bepaalt artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
3.3.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat eiser zijn verhaal niet herkent in de besluitvorming van verweerder, niet maakt dat daarom de besluitvorming onjuist of onvolledig is geweest. Dat de ouders van eiser bijzonder veel zorg aan hem bieden, is niet in geschil. Verweerder heeft met toepassing van paragraaf 5.8.2. van zijn beleidsregels de omvang van de individuele begeleiding van eiser vastgesteld op 4 uur en 15 minuten per week en dit resultaat opgehoogd naar de 5 uur per week zoals [# 3] verweerder geadviseerd heeft. Niet gebleken is dat daarbij punten zijn gemist dan wel dat verweerder de beleidsregels onjuist heeft toegepast.
Begeleiding bij vrijetijdsbesteding, zoals educatieve en culturele uitjes, kan weliswaar onder de Wmo 2015 vallen maar verweerder mag bij de beoordeling of begeleiding voor dergelijke activiteiten moet worden toegekend, wel rekening houden met de aanvaardbare maatschappelijke participatie (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV5448). Het is de rechtbank niet gebleken dat met de huidige toekenning van 5 uur begeleiding per week de maatschappelijke participatie niet meer van een aanvaardbaar niveau is. Vaststaat immers dat eiser op dit moment 4 dagen in de week bij [# 2] werkt. Dat hij op de vijfde, vrije, dag van de week geen dagbesteding heeft, leidt niet tot een onaanvaardbaar niveau van maatschappelijke participatie.
Tot slot is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat [# 3] in 2016 5,5 uur individuele begeleiding en 4 uur begeleiding groep geadviseerd heeft. Ook toen werkte eiser 4 dagen in de week bij [# 2] . Omdat eiser geen gebruik wenste te maken van de voorziening ‘begeleiding groep’, heeft verweerder in het toenmalige besluit op bezwaar de uren voor ‘begeleiding groep’ één op één overgezet naar ‘individuele begeleiding’ en het totaal afgerond op 10 uur per week. Verweerder heeft in de stukken en ter zitting laten weten dat deze overzetting onjuist is geweest omdat ‘begeleiding groep’ een ander doel dient dan ‘individuele begeleiding’. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn stelling dat de indicatie thans van 5 uur individuele begeleiding per week niet veel verschilt met de vorige uit 2016. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit het huidige advies blijkt dat het wat beter met eiser gaat.
4. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.