ECLI:NL:RBNHO:2020:4902

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
8121651 / CV EXPL 19-16305
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens naar Moskou op 7 juli 2019. De vlucht LH993 werd geannuleerd vanwege een bomontmanteling in de buurt van Frankfurt, wat Lufthansa als een buitengewone omstandigheid aanvoerde. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van een buitengewone omstandigheid, Lufthansa niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen. De passagiers hadden recht op compensatie van € 800,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat deze kosten waren gemaakt. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, aangezien Lufthansa ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8121651 / CV EXPL 19-16305
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] , Rusland
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 september 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH993 en van Frankfurt naar Moskou, Rusland met vlucht LH1450 op 7 juli 2019, hierna: de vlucht.
2.1.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou vlucht LH993 op 7 juli 2019 om 14:50 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 15:55 uur lokale tijd in Frankfurt arriveren. Vervolgens zouden de passagiers om 17:10 uur lokale tijd met vlucht LH1368 vanuit Frankfurt verder vliegen en om 21:20 uur lokale tijd in Moskou arriveren.
2.2.
Vlucht LH993 is geannuleerd.
2.3.
De passagiers zijn omgeboekt en met de vluchten TP671 (Amsterdam-Lissabon) en TP1200 (Lissabon-Moskou) op 8 juli 2019 op hun eindbestemming Moskou aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat vlucht LH993 (Amsterdam-Frankfurt) is geannuleerd als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Een uit de Tweede Wereldoorlog afkomstige bom in (de buurt van) Frankfurt moest onschadelijk worden gemaakt, hetgeen heeft geleid tot sluiting van het luchtruim dan wel beperkte capaciteit van het luchtruim. Lufthansa heeft vlucht LH993 geannuleerd en de passagiers omgeboekt naar vervangende vluchten. Dit is een oncontroleerbare situatie die Lufthansa kon voorkomen noch beperken.
4.2.
Tevens betwist Lufthansa buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht LH993 door Lufthansa is geannuleerd. Niet gebleken is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Verordening. Dit brengt met zich mee dat Lufthansa gehouden is de passagiers te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden en dat de annulering, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Lufthansa voert aan dat vlucht LH993 is geannuleerd als gevolg van een capaciteitsreductie veroorzaakt door de ontmanteling van een uit de Tweede Wereldoorlog afkomstige bom. Uit het door Lufthansa overgelegde vluchtrapport van vlucht LH993 volgt dat (onder andere) vlucht LH988 is geannuleerd in verband met “
atc capacity reduction caused by wwii dud disarming in fra arr/dep”. Tevens heeft Lufthansa interne communicatie overgelegd waarin staat dat het luchtverkeer tussen 10:00 uur en 13:45 uur UTC werd beperkt en dat de bom om 13:50 uur UTC onschadelijk is gemaakt. Het dagrapport van Lufthansa en de “Incident Calendar” ondersteunen het voorgaande. De kantonrechter overweegt dat uit de door Lufthansa overgelegde producties voldoende blijkt dat sprake was van een capaciteitsreductie veroorzaakt door een bomontmanteling in de omgeving van de luchthaven van Frankfurt. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Er was immers sprake van een omstandigheid waarop Lufthansa geen invloed kon uitoefenen.
5.4.
De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling dat vlucht LH993 uitgevoerd had kunnen worden, aangezien de aankomsttijd om 13:55 uur UTC (en dus na opheffing van de beperkingen) gepland was. Lufthansa kon immers van tevoren niet weten hoelang de beperkingen zouden duren en voert aan dat zij de vlucht enkel uit Amsterdam zou laten vertrekken als het zeker was dat deze daadwerkelijk in Frankfurt kan landen. Dat was niet bekend op het beoogde moment van vertrek.
5.5.
Voorts dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering van vlucht te voorkomen. Uit de door Lufthansa overgelegde e-mail van 5 november 2019 (bevattende een NOTAM-bericht van 3 juli 2019) volgt dat Lufthansa reeds op 3 juli 2019 op de hoogte was van de bomontmanteling. Zij heeft derhalve vanaf 3 juli 2019 rekening kunnen houden met de gevolgen van de bomontmanteling voor het luchtverkeer. De kantonrechter is met de passagiers van oordeel dat Lufthansa hierop had kunnen anticiperen en de passagiers had kunnen omboeken naar een eerdere vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, zodat zij de aansluitende vlucht LH1450 naar Moskou hadden kunnen halen. De conclusie is dat Lufthansa geen redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen, zodat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter