ECLI:NL:RBNHO:2020:4906

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
7752018 / CV EXPL 19-6077
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier na vertraging van vlucht en de gevolgen van cessie van vorderingsrecht

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Finnair voor een reis van Amsterdam naar Helsinki en vervolgens naar Turku op 10 oktober 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist en is zij met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming aangekomen. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

Finnair heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de passagier haar vorderingsrecht had overgedragen aan AirHelp door het ondertekenen van een akte van cessie. Hierdoor zou de passagier niet langer bevoegd zijn om de vordering zelf in te stellen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier inderdaad het assignmentformulier heeft ondertekend, waardoor het vorderingsrecht is overgedragen aan AirHelp. De rechter concludeert dat de passagier niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet meer over het vorderingsrecht beschikt. De proceskosten worden aan de passagier opgelegd, omdat zij ongelijk heeft gekregen.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Finnair, die zijn vastgesteld op € 144,00. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7752018 / CV EXPL 19-6077
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Osakeythiö Finnair OYj
gevestigd te Helsinki, Finland en mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. W.O. Russel

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 maart 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier is in de gelegenheid gesteld om nog een akte te nemen, maar heeft hiervan bij e-mail van 11 februari 2020 afgezien.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Helsinki, Finland met vlucht AY1302 en van Helsinki naar Turku, Finaland met vlucht AY225 op 10 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de boekingsbevestiging zou vlucht AY1302 op 10 oktober 2018 om 11:55 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 15:15 uur lokale tijd in Helsinki arriveren. Vervolgens zou de passagier om 16:15 uur lokale tijd met vlucht AY225 vanuit Helsinki verder vliegen en om 16:50 uur lokale tijd in Turku arriveren.
2.3.
Vlucht AY1302 van Amsterdam naar Helsinki is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Turku heeft gemist. De passagier is omgeboekt en uiteindelijke met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Finnair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert als meest verstrekkend verweer aan – samengevat – dat de passagier haar veronderstelde vorderingsrecht door het ondertekenen van een akte van cessie (het assignmentformulier) heeft overgedragen aan AirHelp en daardoor niet langer bevoegd is zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken en daarom
niet-ontvankelijk is.
4.2.
Voorts voert Finnair aan dat vlucht AY1302 is vertraagd als gevolg van een storing aan het brandstoftanksysteem op Schiphol wat leidde tot een uitval van het ondergrondse leidingensysteem dat kerosine naar de vliegtuigen transporteert. Het was evenmin mogelijk om deze brandstof via tankauto’s te transporten. Finnair kon niet voorkomen dat vlucht AY1302 met een vertraging van 55 minuten is uitgevoerd.
4.3.
Tevens betwist Finnair de buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van Finnair is de passagier niet meer beschikt over haar vorderingsrecht.
5.3.
Door de passagier is niet weersproken dat zij het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De passagier heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, dit niet betwist. De conclusie is dat het primaire verweer van Finnair slaagt. De passagier zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Nu het primaire verweer slaagt, behoeven de overige verweren van Finnair geen bespreking meer.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Finnair worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Finnair;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter