ECLI:NL:RBNHO:2020:4914
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een parkeervergunning en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de intrekking van een parkeervergunning. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Baadoudi, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar parkeervergunning voor zone [A] door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Dit besluit was genomen op 18 maart 2019. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar, wat leidde tot een uitspraak in een andere procedure (zaaknummer HAA 19 / 5529) op 24 juni 2020.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er een beroep is ingesteld tegen een besluit. Echter, omdat de rechtbank inmiddels uitspraak had gedaan in de bodemprocedure, was het connexiteitsvereiste niet meer van toepassing. Dit betekende dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.