ECLI:NL:RBNHO:2020:4932

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
7984640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor onderhoud cv-ketels en tegenvordering wegens gebrekkige uitvoering

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [eiser] Installatie Service, een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. Een Veilige Ketel, wegens onbetaalde facturen voor onderhoudswerkzaamheden aan cv-ketels. Eiser heeft in de periode van 23 april tot en met 1 mei 2018 werkzaamheden verricht en een factuur van € 4.331,80 verzonden op 3 oktober 2018. Gedaagde heeft de factuur niet voldaan, waarop eiser aanspraak maakt op betaling van € 5.797,48, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde betwist de vordering en stelt een tegenvordering in van € 2.055,00 wegens gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door eiser.

Tijdens de zitting op 27 februari 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij op de 104 adressen heeft gewerkt zoals hij stelt, terwijl gedaagde aantoont dat dit slechts 53 adressen waren. De kantonrechter oordeelt dat eiser zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd en wijst het deel van de vordering dat betrekking heeft op de 53 adressen toe, tegen het afgesproken tarief van € 32,50 per adres. De kantonrechter wijst de tegenvordering van gedaagde af, omdat deze niet voldoende is onderbouwd.

De kantonrechter komt tot de conclusie dat gedaagde € 2.396,87 aan eiser moet betalen, inclusief wettelijke rente, en veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten. Tevens wordt eiser veroordeeld tot betaling van € 900,00 aan gedaagde voor de schade die hij heeft geleden door de gebrekkige administratie van eiser. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 7984640 \ CV EXPL 19-6245 (rvk)
Uitspraakdatum: 1 april 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [eiser] Installatie Service
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: M. Hennen, Juristu Incassodiensten B.V.
rolgemachtigde: dR&W de Ruijter & Willemsen Gerechtsdeurwaarders en Incasso
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. Een Veilige Ketel
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.P. Groot, advocaat te IJmuiden

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 25 juli 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 27 februari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door dhr. [naam 2] . [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft voor [gedaagde] in de periode 23 april tot en met 1 mei 2018 werkzaamheden verricht op het gebied van onderhoud van cv-ketels.
2.2.
[eiser] heeft op 3 oktober 2018 voor de werkzaamheden een factuur van € 4.331,80 gestuurd.
2.3.
[gedaagde] heeft deze factuur niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.797,48.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten overeenkomst gehouden is de voor de werkzaamheden verzonden factuur van € 4.331,80 te voldoen.
3.3.
Omdat [gedaagde] de factuur ook na aanmaningen en betalingsherinneringen niet betaalde, is [eiser] genoodzaakt geweest zijn incassogemachtigde in te schakelen en maakt hij aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 558,18 en de kosten van juridische bijstand van € 907,50. Gelet op het betalingsverzuim is [gedaagde] tevens de wettelijke handelsrente vanaf 17 oktober 2018 verschuldigd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat de factuur niet onderbouwd is en dat de hoogte daarvan onjuist is. Het overzicht dat op 6 mei 2019 is verzonden is onjuist; uit de eigen administratie van [gedaagde] blijkt dat [eiser] slechts 53 adressen heeft bezocht en niet de 104 adressen die hij in rekening brengt.
4.2.
[eiser] legt geen verantwoording af van zijn werkzaamheden, terwijl hij dat op grond van de overeenkomst wel verplicht is. [gedaagde] is daarom gerechtigd de betaling van de factuur op te schorten.
4.3.
[gedaagde] beroept zich voorts op verrekening met de schade (€ 2.055,00) die hij heeft geleden door de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door [eiser] .
4.4.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 2.055,00. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] diverse klachten heeft binnengekregen over de werkzaamheden van [eiser] , waardoor [gedaagde] vervolgwerkzaamheden heeft moeten uitvoeren, en dat [eiser] de benodigde werkbonnen niet (goed) invulde, waardoor [gedaagde] veel tijd kwijt is geweest aan administratieve werkzaamheden. [eiser] heeft de problemen erkend. [eiser] is gehouden de schade te vergoeden die [gedaagde] hierdoor heeft geleden. Deze schade bestaat uit 20 uur extra werkzaamheden in verband met verkeerde materiaalbestellingen door [eiser] en 25 uur extra administratieve werkzaamheden.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiser] betwist de tegenvordering en stelt dat hij nooit op de hoogte is gesteld van de klachten en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om tot herstel over te gaan.
[gedaagde] is bovendien te laat met zijn klachten; pas enkele weken na het versturen van de factuur, die ook al weer van enige tijd na de werkzaamheden dateert, heeft [gedaagde] pas gemeld dat er klachten zijn.
[gedaagde] heeft de schade bovendien niet onderbouwd.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] de factuur van [eiser] moet betalen. Op de zitting is gebleken dat partijen een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan [eiser] voor [gedaagde] gedurende een zekere periode op tien huisadressen per dag onderhoud zou uitvoeren aan de cv-ketel. Het zou in totaal gaan om 104 adressen. Deze overeenkomst behoort niet tot de stukken, maar partijen zijn het over de inhoud daarvan eens.
6.2.
De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst van aanneming van werk. De aannemer ( [eiser] ) is op grond van deze overeenkomst verplicht het overeengekomen werk tot stand te brengen en op te leveren. [gedaagde] als opdrachtgever dient de overeengekomen prijs te betalen. In dit geval gaat het om een bedrag van € 32,50 per huisadres waar [eiser] onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
6.3.
Niet ter discussie staat dat [eiser] op verschillende adressen werkzaamheden heeft verricht. Partijen zijn het er alleen niet over eens om hoeveel adressen het gaat. [eiser] stelt dat hij op 104 adressen werkzaamheden heeft verricht; [gedaagde] brengt daartegenin dat het slechts om 53 adressen gaat. De kantonrechter stelt voorop dat de aannemer die werkzaamheden in rekening brengt zal moeten bijhouden welke werkzaamheden dat zijn en die werkzaamheden ook zal moeten specificeren. Partijen hebben dat in dit geval ook afgesproken. [eiser] zou immers werkbonnen invullen.
6.4.
Op de zitting heeft [eiser] verklaard dat hij niet heeft bijgehouden op hoeveel en welke adressen hij werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij heeft dat achteraf ingeschat op 104 adressen.
6.5.
[gedaagde] heeft gemotiveerd, onder overlegging van zijn eigen administratie, aangevoerd dat er slechts op 53 adressen werkzaamheden zijn verricht. Gelet op dit gemotiveerde verweer heeft [eiser] zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Voor zover hij betaling vordert van meer dan 53 adressen zal zijn vordering worden afgewezen. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de 53 adressen waarvan - als onbetwist - vastgesteld kan worden dat daar werkzaamheden zijn verricht, kan worden toegewezen tegen het tarief van € 32,50 per adres. Omdat [eiser] zijn vordering - voor het meerdere - onvoldoende heeft onderbouwd, zal voorbij gegaan worden aan zijn aanbod om door middel van het overleggen van bonnetjes bewijs te leveren van de gestelde werkzaamheden.
6.6.
De stelling van [gedaagde] dat er klachten over [eiser] zijn binnengekomen en dat [eiser] zijn werkzaamheden niet goed heeft gedaan, ontslaat [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting. De betalingsverplichting van [gedaagde] komt immers niet (gedeeltelijk) te vervallen alleen op grond van een gestelde ondeugdelijk geleverde prestatie. Daarvoor is (gedeeltelijke) opschorting dan wel partiële (buitengerechtelijke) ontbinding nodig of een geslaagd beroep op verrekening. Als gevolg van een geldige opschorting worden de verplichtingen van [gedaagde] uitgesteld, een ontbinding maakt dat [gedaagde] wordt bevrijd van zijn verplichtingen en door verrekening zou de vordering van [eiser] tot het beloop van de schade teniet gaan.
6.7.
[gedaagde] doet een beroep op opschorting, omdat [eiser] geen verantwoording heeft afgelegd van zijn werkzaamheden. Dat beroep slaagt niet. Uit de wet volgt niet dat een aannemer verantwoording moet afleggen op de wijze waarop Duivenvoorde dat voor zich ziet. [eiser] is op dit punt dus niet tekortgeschoten.
6.8.
[gedaagde] voert nog aan dat hij de factuur niet hoeft te betalen omdat hij de schade die hij door de ondeugdelijke uitvoering heeft geleden, met die factuur kan verrekenen. Dit beroep op verrekening slaagt niet. Op grond van artikel 6:136 van het BW kan de rechter een beroep op verrekening passeren als de vordering die daaraan ten grondslag ligt, niet eenvoudig is vast te stellen. Deze vordering van [gedaagde] tot vergoeding van zijn schade, is naar het oordeel van de kantonrechter niet eenvoudig vast te stellen. [eiser] heeft de schade immers betwist. Dit betekent dat het beroep van [gedaagde] op verrekening van de vordering met de door hem gestelde schade, niet slaagt.
6.9.
De conclusie is dat in hoofdsom een bedrag van € 2.084,23 inclusief btw (€ 1.722,50 exclusief btw) zal worden toegewezen.
6.10.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke inspanningen heeft geleverd om tot incasso van haar vordering te komen. De daardoor veroorzaakte kosten komen tot een bedrag van € 312,64 voor vergoeding in aanmerking, gelet op het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en de hoogte van de toe te wijzen hoofdsom.
6.11.
Toewijzing van de gevorderde kosten ter zake juridische bijstand ad € 907,50 is niet aan de orde. De kosten van het produceren van een dagvaarding - want blijkens de bij dagvaarding overgelegde, aan [eiser] gerichte factuur van 15 april 2019 gaat het daarom - dienen te worden bestreden uit het toe te kennen bedrag aan salaris gemachtigde. [eiser] kan dergelijke kosten niet separaat vorderen; daartoe bestaat geen wettelijke basis.
6.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt, waarbij aan gemachtigdensalaris 1 punt zal worden toegekend aangezien de gemachtigde van [eiser] niet op de zitting is verschenen.
6.13.
Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
de tegenvordering
6.14.
[gedaagde] vordert vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden door de ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden en het niet juist invullen van werkbonnen door [eiser] .
6.15.
[gedaagde] heeft wat betreft de schade verwezen naar de e-mail van 26 oktober 2018, waarin hij aan [eiser] schrijft dat er diverse klachten over diens werkzaamheden zijn binnengekomen, waarbij [gedaagde] noemt: waterschade door loshangen sifon; gaslekkage door loszitten koppeling; meenemen zoon naar werk; onbeschoft gedrag tegen bewoner; geen kaartje in de bus doen.
6.16.
[gedaagde] heeft de gestelde schade door het ondeugdelijk uitvoeren van de werkzaamheden aan de cv-ketels echter in het geheel niet onderbouwd.
6.17.
Datzelfde geldt voor het gestelde onbeschoft bejegenen van klanten. Dat is eveneens onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft ook onvoldoende toegelicht waarom het meenemen van de zoon naar het werk voor schade heeft gezorgd. De enkele stelling dat er sprake is van een gevaarlijke situatie, omdat er met gas wordt gewerkt is onvoldoende. De conclusie is dat [eiser] geen schade hoeft te vergoeden die verband houdt met het gestelde ondeugdelijk uitvoeren van de werkzaamheden.
6.18.
Vervolgens is de vraag of [eiser] gehouden is de schade te vergoeden die [gedaagde] stelt te hebben geleden doordat [eiser] allerlei administratieve gegevens niet of onjuist aanleverde. Dat [eiser] heeft verzaakt een deugdelijke administratie van zijn werkzaamheden bij te houden en bijvoorbeeld werkbonnen goed in te vullen is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft Whatsapp-correspondentie in het geding gebracht, waarin aan [eiser] gevraagd wordt om correct ingevulde werkbonnen. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij geen administratie bijhield van de adressen waar hij werkzaamheden verrichtte. Dat is een tekortkoming en die is hiermee voldoende komen vast te staan. Hoewel de schade niet concreet is onderbouwd bestaat er voldoende grond de hoogte daarvan te schatten. Gelet op de uitleg ter zitting van [gedaagde] dat hij een halve werkweek kwijt is geweest aan het herstellen van de gebrekkig bijgehouden administratie, welke uitleg niet onredelijk voorkomt, zal de schade geschat worden op een bedrag van € 900,00 (20 uur tegen een uurtarief van € 45,00). Dit bedrag is toewijsbaar.
6.19.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 2.396,87, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.084,23 vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,68
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 180,00
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 90,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
7.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 900,00;
7.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op:
salaris gemachtigde € 120,00;
7.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en door mr. J.H. Gisolf op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter