ECLI:NL:RBNHO:2020:5026

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
15/030395-03
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met een hoog recidiverisico

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1959, die momenteel verblijft in een kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor het opstellen van een maatregelenrapport en om een Pro Justitia rapportage aan te vragen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico bij een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel hoog is en dat dit gevolgen zou hebben voor het verblijf van de betrokkene in de kliniek. De rechtbank baseerde haar beslissing op het advies van de kliniek, waarin werd gesteld dat zonder de huidige zorgstructuur en medicatie het risico op herhaling van pedoseksuele delicten aanzienlijk is. De rechtbank benadrukte het belang van de huidige begeleiding en structuur voor de betrokkene, die lijdt aan ernstige neurocognitieve problematiek en gedragsstoornissen. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/030395-03
Uitspraakdatum: 2 juli 2020
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid Sv
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [kliniek] ,
hierna: betrokkene,
met twee jaar.

1.De procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 28 januari 2004 is aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, wegens, zakelijk weergegeven, het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar en het bezit van kinderpornografie.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 24 februari 2004.
De termijn is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 5 februari 2019 met één jaar.
De onderhavige vordering is op 2 januari 2020 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • een advies als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 18 december 2019, afkomstig van het FPC De Rooyse Wissel te Oostrum (hierna: de kliniek) en ondertekend door drs. W.A.Th. Bos, Hoofd behandeling, drs. R.J.M. Mooren, psychiater, en drs. M. Verhees, adjunct directeur behandeling en zorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene als bedoeld in artikel 6:6:12, lid 1, aanhef en onder b Sv, betreffende de periode 21 oktober 2017 tot 18 januari 2019;
  • vier voortgangsverslagen van Reclassering Nederland van 9 april 2019, 15 oktober 2019, 3 februari 2020 en 10 juni 2020.
Op 18 juni 2020 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. Betrokkene is gehoord, alsmede de deskundige van de kliniek, te weten W.A.Th. Bos, Hoofd behandeling, en [reclasseringswerker] , 1e toezichthouder van Reclassering Nederland. Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsvrouw van betrokkene mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Hoogeveen.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.Het advies van de kliniek

Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
Herhaling van een pedoseksueel delict in de zin van pedoseksuele handelingen is zeer waarschijnlijk wanneer er onvoldoende begeleiding, toezicht en controle is en betrokkene stopt met het gebruik van de hormonale libidoremmende medicatie. Mocht de huidige structuur wegvallen, dan is er meteen sprake van een hoog risico op wederom een zedendelict. De seksuele deviatie zal niet door betrokkene onder controle gehouden kunnen worden. Met het wegvallen van de noodzakelijke professionele prothese zal betrokkene onvermogend zijn (vanuit de aanwezige neurocognitieve problematiek) om structuur aan te brengen en adequate copingvaardigheden in te zetten en is de kans aanzienlijk dat betrokkene de inname van de hormonale libidoremmende medicatie staakt. Ook het in bezit hebben van kinderporno is aannemelijk bij betrokkene wanneer de gelegenheid zich voordoet en hij niet ingesteld is op medicatie. Wanneer er voldoende toezicht, ondersteuning en controle is, zoals het geval is bij [kliniek] , zullen deze factoren voldoende gecontroleerd kunnen worden.
Zonder de huidige medicatie, en zonder verblijf in de huidige 24-uurs zorginstelling, is er gevaar voor herhaling: betrokkene kan niet zelfstandig en zonder medicatie, zijn handicap hanteren in het opvangen van seksuele impulsen.
Betrokkene is aangewezen op een verblijf binnen een 24-uurs voorziening waarbij de benodigde begeleiding, controle en structuur geboden wordt, inclusief toezicht op omgang met anderen, een strikte controle op de uitvoering van het verlof, hanteren van seksuele impulsen het gebruik van medicatie en de hantering van het Forensisch Terugvalpreventieplan.
Het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging is hoog. Vooralsnog is het risicomanagement nog steeds aan ontwikkeling onderhevig, zijn onbegeleide verloven niet mogelijk en is de samenwerking tussen [kliniek] , reclassering en kliniek nog steeds noodzakelijk om het verblijf binnen de huidige woonvoorziening binnen [kliniek] vorm te kunnen geven.
Inmiddels beschikt betrokkene over een proefverlofkader en verblijft hij binnen de instelling [kliniek] op een gesloten 24-uursafdeling te [adres] . Risicomanagement is blijvend aan ontwikkeling onderhevig, gezien zijn blijvende seksuele geprikkeldheid zowel naar jonge kinderen als jonge vrouwen. Dit maakt dat betrokkene op dit moment niet beschikt over onbegeleide vrijheden en een voorwaardelijke beëindiging het komende jaar ook niet in beeld komt.
Bij betrokkene is sprake van ernstiger neurocognitieve problematiek (cognitief verval) en gedragsstoornissen (voorheen werd dit omschreven als persoonlijkheidsproblematiek). Tevens is er sprake van pedofilie en een onvermogen in het hanteren van seksuele impulsen. De seksuele ontsporingen manifesteerden zich middels verschillende pedoseksuele delicten met vooral meisjes van 10 á 12 jaar als slachtoffer en het in bezit hebben van kinderporno. De seksuele delictproblematiek is zowel ambulant, in forensische polikliniek De Waag, als in de TBS kliniek FPC Van Mesdag behandeld maar is grotendeels therapieresistent gebleken. Voor het terugdringen van het recidiverisico is het derhalve van belang een prothese te ontwikkelen voor de blijvende handicap, wat inmiddels wordt getracht uit te voeren vanuit [kliniek] in samenspraak met reclassering en de kliniek. Betrokkene is ingesteld op hormonale libidoremmende medicatie en er is getracht de copingvaardigheden van betrokkene ten aanzien van het hanteren van seksuele impulsen te vergroten. Geconstateerd kan worden dat betrokkene deze copingvaardigheden onvoldoende zelfstandig zal kunnen hanteren en hij is derhalve blijvend aangewezen op een verblijf binnen een professionele zorgprothese binnen de VG-sector.
Verder onderzoek naar het verkrijgen van een optimaal risicomanagement is van groot belang alvorens gedacht kan worden aan een voorwaardelijke beëindiging. Er is overeenstemming met de reclassering dat vooralsnog het huidige proefverlofkader gehandhaafd moet blijven en een onderzoek tot voorwaardelijke beëindiging niet wordt ingezet op dit moment.
Het voortzetten van het huidige verblijf is van belang om het recidiverisico onder controle te houden. Betrokkene is niet in staat om risicovol gedrag in voldoende mate te herkennen en tijdig te couperen. Alvorens het kader te kunnen wijzigen dient er voldoende duidelijkheid, vooral binnen de uitvoering, te zijn over het huidige risicomanagement, wat nog steeds in ontwikkeling is.
Gezien de kans op recidive bij het wegvallen van de huidige maatregel en het huidige toezicht, en gezien de stappen die nog gezet dienen te worden in het kader van optimalisering van het huidige risicomanagement, adviseren wij u de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar en continuering van de verpleging van overheidswege.
De deskundige heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht. Daarbij heeft de deskundige nogmaals bevestigd dat samenwerking met de reclassering en de kliniek een voorwaarde vormt voor [kliniek] om betrokkene te kunnen plaatsen.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar.
De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding van de behandeling van de zaak, voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel en het aanvragen van een nieuwe Pro Justitia rapportage voor de volgende verlengingszitting.

4.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat betrokkene graag wil dat de maatregel
voorwaardelijk wordt beëindigd. Betrokkene wil echter ook bij [kliniek] blijven wonen.
Wanneer voorwaardelijke beëindiging van de maatregel betekent dat betrokkene niet meer
bij [kliniek] kan verblijven, wenst betrokkene geen voorwaardelijke beëindiging.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de verlenging te beperken tot één jaar, zodat er in ieder geval over één jaar nogmaals wordt gekeken of de maatregel voorwaardelijk kan worden beëindigd. De raadsvrouw heeft verder verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om de officier van justitie opdracht te geven tot het (doen) opstellen van een maatregelenrapport door de reclassering ten behoeve van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. In dit rapport dient volgens de raadsvrouw voornamelijk te worden onderzocht of betrokkene ook binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel binnen [kliniek] kan verblijven. Wanneer de behandeling van de zaak niet wordt aangehouden, verzoekt de raadsvrouw om alvast een Pro Justitia rapportage aan te vragen voor de eerstvolgende verlengingszitting om te onderzoeken of het recidiverisico voldoende is in te perken binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging.

5.De beoordeling

Verzoeken om aanhouding, een maatregelenrapport en een nieuwe Pro Justitia rapportage
De rechtbank wijst bovengenoemde verzoeken van de raadsvrouw af en overweegt daartoe als volgt. Uit het advies van de kliniek en de daarop gegeven toelichting op de zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging hoog is en dat voorwaardelijke beëindiging bovendien gevolgen zou hebben voor het verblijf van betrokkene binnen [kliniek] . Betrokkene kan op basis van het huidige risicomanagement binnen [kliniek] verblijven, maar samenwerking met de kliniek en de reclassering in het kader van proefverlof vormt voor die plaatsing een voorwaarde. Waar ten tijde van de vorige verlenging kennelijk aanleiding was om ruimte te bieden voor het opstellen van een maatregelenrapport, ziet de rechtbank die ruimte binnen de huidige omstandigheden zoals die blijken uit het advies en de daarop gegeven toelichting nu niet. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om een maatregelenrapport te doen opstellen. Dat geldt ook voor het verzoek om een nieuwe Pro Justitia rapportage aan te vragen voor de eerstvolgende verlengingszitting.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies en het advies van de instelling.
De rechtbank is, gelet op voormeld advies en de toelichting daarop, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene vereist en wel met twee jaar. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het advies van de kliniek voor wat betreft de duur van de verlenging. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het verlengingsadvies en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat betrokkene een complexe problematiek heeft en dat er gevaar is voor herhaling. Daarnaast heeft betrokkene baat bij de steun en structuur die hem nu worden geboden. Met de kliniek is de rechtbank daarom van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd met twee jaar.

6.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met
twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.A.F. Pomper, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
mr. Van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.