1.4.Op 24 juli 2019 heeft eiseres zich opnieuw ziek gemeld in verband met toename van klachten. In dat kader vond op 5 september 2019 een medisch onderzoek plaats. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, nadat opgevraagde informatie van de GZ-psycholoog en huisarts ontvangen was, op 3 oktober 2019 gerapporteerd. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een collega-verzekeringsarts geconsulteerd en overleg gehad met een arbeidsdeskundige over de geduide functies. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres, ondanks dat een beperking op deadlines/produktiepieken vanwege een nu onderbouwde diagnose depressie aannemelijk is en eiseres meer ruimte nodig heeft voor recuperatie/werken aan herstel, in ieder geval geschikt kan worden geacht voor de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code: 111180). Deadlines/produktiepieken is geen kenmerkend onderdeel van deze functie en bij deze functie heeft eiseres voldoende recuperatiemogelijkheden en ruimte voor behandeling. Wat betreft de geclaimde beperkingen in reiken, tillen en belasting van de voeten geldt dat, nog los van de vraag of hierbij dan ook een beperking van toepassing zou zijn, de schouder- en voetbelasting van de functie beperkt is en het bij reiken om een dusdanig korte afstand gaat dat 1000 keer mogelijk wordt geacht.
In overleg met de gemachtigde van eiseres is het rapport van 3 oktober 2019 ook beschouwd als rapportage in bezwaar in de procedure naar aanleiding van de ziekmelding op 4 juni 2019. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts erkent dat er sprake is van (toegenomen) beperkingen en dat deze beperkingen door de arbeidsdeskundige in een eerdere bezwaarprocedure geschikt werden geacht. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen, omdat haar fysieke klachten hierbij onvoldoende zijn betrokken.
Het bestreden besluit vermeldt dat de functie zou zijn aangepast na de laatste bezwaarprocedure en verweerder refereert dienaangaande aan een eerdere FML. Er is echter niet gemeld op welke wijze deze zou zijn aangepast en waarom juist deze geschikt zou moeten zijn, temeer omdat de klachten van eiseres zijn toegenomen.
Eiseres heeft na de beslissing op het eerdere bezwaar een injectie gehad omdat zij kampte met SAPS: het Sub Acromiale Pijn Syndroom. Zij is hierdoor zeer beperkt in het functioneren met haar schouder, arm en hand en zij ondervindt bewegingsbeperkingen en bewegingsangst. Haar beperkingen vanwege SAPS zijn niet dan wel onvoldoende meegewogen in de vorige procedure. Eiseres is het er niet mee eens dat zij haar hand zodanig kan gebruiken terwijl zij klachten ondervindt. Verweerder refereert ten onrechte aan een vorige FML die geschikt zou zijn, terwijl verweerder betwijfelt of alle klachten zijn meegenomen in deze FML. Verweerder is in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op dit standpunt van eiseres, die dit in de bezwaarprocedure reeds naar voren heeft gebracht.
In de functie productiemedewerker moeten veiligheidshandschoenen en veiligheidsschoenen gedragen worden omdat er veel gewerkt wordt met de hand. Niet valt in te zien hoe eiseres dan deze functie kan uitoefenen als zij kampt met fybromyalgie en artrose. De functie is gebaseerd op samenstelling van producten dus het betreft een functie waarbij uitsluitend met de hand gewerkt wordt. Bovendien is bij de beoordeling de psychische problematiek ten onrechte niet betrokken, vooral ook vanwege de toegenomen spanning en spanningsklachten. Eiseres kampt met uitval (paniekaanvallen) waardoor zij de functie ‘productiemedewerker’ niet kan uitvoeren. Verweerder heeft hier geen rekening mee gehouden terwijl de door verweerder in bezwaar opgevraagde medische informatie duidelijk is.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verwezen naar de meegezonden rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2020.
Hierin staat vermeld dat de schouderklachten, destijds geduid als slijmbeursontsteking, nu als SAPS, al verwerkt waren in de geduide functies, evenals de fybromyalgie.
Bij de onderhavige ZW-beoordeling zijn deze fysieke klachten nog extra gewogen ten aanzien van het aspect reiken, doch de visie van de primaire verzekeringsarts dat dit geen consequenties had voor de geduide functie is voldoende inzichtelijk onderbouwd. Overigens is terecht in de rapportage van 3 oktober 2019 vermeld dat het hooguit lichte artrose van een van de middenhandsgewrichten betreft.
De psychische klachten waren in de voorgaande beoordelingen al uitgebreid gewogen en dat is nogmaals gedaan in de rapportage van 3 oktober 2019. De geschiktheid voor de geduide functies met de in het verleden reeds toegekende beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren is voldoende onderbouwd om te volgen. In het beroepschrift staan geen gronden om de oordeelsvorming, zoals deze sinds oktober 2018 is gevolgd, en waar de rapportage van 3 oktober 2019 zich op baseert, te herzien.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de Ziektewet heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de Wet WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.