ECLI:NL:RBNHO:2020:5205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
8312175 CV EXPL 20-529
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van bestuurder bij faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap U.V.O. Vervoer B.V. en een gedaagde, die als bestuurder van de failliete vennootschap Mobility ID B.V. optrad. U.V.O. vorderde betaling van een factuurbedrag van € 3.648,70, dat niet was voldaan door Mobility ID, en stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door bestellingen te blijven plaatsen bij U.V.O. terwijl hij op de hoogte was van de financiële problemen van Mobility ID.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had gereageerd op de subsidiaire grondslag die door U.V.O. was aangevoerd, en dat hij daarmee niet had weersproken dat hij in het zicht van het faillissement van Mobility ID onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat U.V.O. schade had geleden ter hoogte van het factuurbedrag en dat de gedaagde aansprakelijk was voor deze schade. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De rechtbank stelde vast dat de gedaagde, ondanks dat hij in de gelegenheid was gesteld om inhoudelijk te reageren, dit had nagelaten. Hierdoor werd de vordering van U.V.O. toegewezen, inclusief de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het anders of meer gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8312175 \ CV EXPL 20-529 WD
Uitspraakdatum: 22 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
U.V.O. Vervoer B.V.
gevestigd te Uithuizermeeden
eiseres
verder te noemen: U.V.O.
gemachtigde: E. Anbergen (Bureau Mercuur)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W.J.T. Ursem

1.Het procesverloop

1.1.
U.V.O. heeft bij dagvaarding van 30 januari 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
U.V.O. heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
U.V.O. en de besloten vennootschap Mobility ID B.V. (hierna: Mobility ID) zijn rechtspersonen die actief zijn in de vervoersbranche.
2.2.
[gedaagde] is bestuurder van Mobility ID.
2.3.
U.V.O. heeft in opdracht van Mobility ID taxiritten voor Mobility ID uitgevoerd. Mobility ID heeft achterstanden laten ontstaan in de betaling van de hiervoor verschuldigde factuurbedragen.
2.4.
Op 6 november 2019 is aan Mobility ID surseance van betaling verleend. Bij vonnis van 7 november 2019 is deze surseance omgezet in een faillissement.
2.5.
U.V.O. heeft [gedaagde] verzocht, aangemaand en gesommeerd om aan U.V.O. te betalen een bedrag van € 3.648,70. [gedaagde] heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
U.V.O vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.159,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag € 3.648,70 vanaf
21 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de kosten van dit geding, de wettelijke rente over deze proceskosten en tot slot te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
U.V.O voert hiertoe, kort gezegd, als volgt aan. [gedaagde] heeft zich in april 2019 persoonlijk garant gesteld voor de voldoening van de door Mobility ID verschuldigde factuurbedragen. Uit alle gesprekken en het e-mailverkeer tussen partijen heeft U.V.O. mogen afleiden dat de door [gedaagde] afgegeven garantstelling evenzeer gold voor de thans openstaande facturen.
Subsidiair, voor zover de garantstelling niet ziet op onderhavige facturen, heeft [gedaagde] in de wetenschap van het naderende faillissement van Mobility ID steeds toegezegd dat de openstaande facturen van U.V.O. zouden worden voldaan. Dit terwijl [gedaagde] als bestuurder van Mobility ID wist dat laatstgenoemde niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden voor de schade die U.V.O. door de wanprestatie van Mobility ID zou leiden. Uit het faillissementsverslag van de curator blijkt dat [gedaagde] al een geruime tijd op de hoogte was van het naderende faillissement van Mobility ID. [gedaagde] is desondanks doorgegaan met het namens Mobility ID bestellen van taxiritten bij U.V.O. Had U.V.O. geweten van de penibele financiële situatie van Mobility ID, dan had U.V.O. de door Mobility ID bestelde taxiritten niet meer uitgevoerd. Dussseldorp heeft de zogenaamde Beklamel-norm geschonden en heeft hiermee onrechtmatig jegens U.V.O. gehandeld. Daarom is hij aansprakelijk voor de hierdoor door U.V.O. geleden schade die kan worden begroot op een bedrag van € 3.648,70.
is gehouden het door Mobility ID onbetaald gelaten factuurbedrag van
€ 3.648,70 aan U.V.O. te voldoen. Gelet op de wanbetaling van [gedaagde] is hij daarnaast gehouden om aan U.V.O. te vergoeden de buitengerechtelijke kosten van € 489,87 en de verschuldigde rente van € 20,73 (berekend tot en met 17 januari 2020).
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is het openstaande en oorspronkelijk bij Mobility ID in rekening gebrachte factuurbedrag van € 3.648,70 te betalen. U.V.O. voert hiertoe twee grondslagen aan. Primair baseert zij zich op de afgegeven garantstelling en de inhoud van de tussen partijen gevoerde gesprekken en
e-mailcorrespondentie. Subsidiair (bij repliek) stelt zij dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad tot vergoeding van het factuurbedrag is gehouden. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [gedaagde] niet inhoudelijk gereageerd op de bij repliek aangevoerde subsidiaire grondslag. Evenmin heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de aanvulling van de rechtsgrondslag. Geen aanleiding bestaat om deze aanvulling ambtshalve wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
4.3.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat hij in het zicht van het faillissement van Mobility ID taxiritten bij U.V.O. is blijven bestellen, hiermee onrechtmatig jegens U.V.O. heeft gehandeld en dat U.V.O. hierdoor een schade ter hoogte van het factuurbedrag van € 3.648,70 heeft geleden. Dit bedrag ligt voor toewijzing gereed. Dit brengt mee dat hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de primaire grondslag niet behoeft te worden besproken.
4.4.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, ligt voor toewijzing gereed.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De nakosten zijn toewijsbaar als na te melden. De gevorderde rente over proceskosten is toewijsbaar als na te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan U.V.O. te betalen een bedrag van € 4.159,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.648,70 vanaf 21 januari 2020 tot aan de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor U.V.O. worden vastgesteld op een bedrag van € 86,85 aan dagvaardingskosten € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van U.V.O. en € 499,00 aan griffierechten, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, voor zover daadwerkelijk gemaakt, met een maximum van € 120,00;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter