Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
21 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de kosten van dit geding, de wettelijke rente over deze proceskosten en tot slot te vermeerderen met de nakosten.
Subsidiair, voor zover de garantstelling niet ziet op onderhavige facturen, heeft [gedaagde] in de wetenschap van het naderende faillissement van Mobility ID steeds toegezegd dat de openstaande facturen van U.V.O. zouden worden voldaan. Dit terwijl [gedaagde] als bestuurder van Mobility ID wist dat laatstgenoemde niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden voor de schade die U.V.O. door de wanprestatie van Mobility ID zou leiden. Uit het faillissementsverslag van de curator blijkt dat [gedaagde] al een geruime tijd op de hoogte was van het naderende faillissement van Mobility ID. [gedaagde] is desondanks doorgegaan met het namens Mobility ID bestellen van taxiritten bij U.V.O. Had U.V.O. geweten van de penibele financiële situatie van Mobility ID, dan had U.V.O. de door Mobility ID bestelde taxiritten niet meer uitgevoerd. Dussseldorp heeft de zogenaamde Beklamel-norm geschonden en heeft hiermee onrechtmatig jegens U.V.O. gehandeld. Daarom is hij aansprakelijk voor de hierdoor door U.V.O. geleden schade die kan worden begroot op een bedrag van € 3.648,70.
is gehouden het door Mobility ID onbetaald gelaten factuurbedrag van
€ 3.648,70 aan U.V.O. te voldoen. Gelet op de wanbetaling van [gedaagde] is hij daarnaast gehouden om aan U.V.O. te vergoeden de buitengerechtelijke kosten van € 489,87 en de verschuldigde rente van € 20,73 (berekend tot en met 17 januari 2020).
4.De beoordeling
e-mailcorrespondentie. Subsidiair (bij repliek) stelt zij dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad tot vergoeding van het factuurbedrag is gehouden. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. De kantonrechter overweegt als volgt.