ECLI:NL:RBNHO:2020:5215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Wmo 2015 wegens niet behoren tot de doelgroep

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar. Eiser had een aanvraag ingediend voor herinrichtingskosten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), welke door verweerder was afgewezen. Eiser stelde dat hij tot de doelgroep behoort en dat de afwijzing onterecht was, omdat de door hem gevraagde meubels noodzakelijk waren voor zijn zelfredzaamheid. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser gevraagde meubels, zoals bedden en kasten, als algemeen gebruikelijke voorzieningen worden beschouwd en niet noodzakelijk zijn voor de zelfredzaamheid van eiser. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat eiser niet tot de doelgroep behoort zoals gedefinieerd in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Alkmaar 2017. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigden: T.M.M. Peeperkorn en S. Gieling).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor herinrichtingskosten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser onder een gewijzigde motivering ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020 met gebruikmaking van een Skype-verbinding. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Eiser woonde met zijn vrouw en vier kinderen in [plaats] . In januari 2019 is eiser met zijn gezin verhuisd naar een woning in [woonplaats] . Eiser heeft de bedden, de bank en de kasten uit de woning in [plaats] niet meeverhuisd, omdat deze door het vocht in die woning versleten waren.
1.2.
Op 5 februari 2019 heeft eiser een aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet bij verweerder ingediend voor de kosten van stoffering, inrichting en dubbele huur. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 14 maart 2019 afgewezen. Bij besluit van 22 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 14 maart 2019 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 maart 2020 heeft deze rechtbank het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.3.
In het aanvullende bezwaarschrift van 7 mei 2019 tegen het voornoemde besluit van 14 maart 2019 heeft eiser verzocht om een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten op grond van de Wmo 2015, dit op medische en psychosociale gronden.
1.4.
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, dat na bezwaar onder vermelding van een gewijzigde motivering is gehandhaafd. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat eiser niet behoort tot de doelgroep. Het gevraagde meubilair is volgens verweerder niet noodzakelijk om de zelfredzaamheid te bevorderen en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Bedden en kasten zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen waarover ook iemand zonder beperkingen beschikt. Aan een inhoudelijke behandeling van de bezwaargronden van eiser is verweerder niet toegekomen.
2. Eiser voert aan dat hij tot de doelgroep behoort en dat in zijn specifieke geval bedden, kasten en een bank geen algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn. Door zijn chronische longaandoening konden de door vocht aangetaste meubels uit de vorige woning niet meeverhuisd worden. Ter zitting heeft eiser erop gewezen dat de grondslag waarop de aanvraag is afgewezen niet eenduidig is. Tot slot stelt eiser dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar zijn financiële situatie.
3. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat de aanvraag van eiser is afgewezen omdat eiser niet tot de doelgroep behoort zoals vermeld in artikel 1.2, onder a, van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Alkmaar 2017 (de Verordening).
4. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Artikel 1.2, onder a, van de Verordening bepaalt dat de Verordening zich richt op ingezetenen die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben. Bedden, kasten en banken zijn in de zin van de Verordening niet noodzakelijk om de zelfredzaamheid van eiser te bevorderen. Aan de geschiedenis van de totstandkoming van de Wmo 2015 kan worden ontleend dat verweerder niet gehouden is tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening wanneer het gebruik van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn een uitkomst bieden. Dat eiser geen bedden heeft en op een matras op de grond slaapt en dat het in die zin voor eiser geen voorzieningen zijn die voor hem algemeen gebruikelijk zijn te noemen, kan, anders dan eiser betoogt, niet leiden tot de conclusie dat eiser dus niet zelfredzaam is en daarmee onder de doelgroep van de Wmo en de Verordening in het verlengde daarvan valt. Daaraan staat in de weg dat het gaat om algemeen gebruikelijke voorzieningen waarover ook iemand zonder beperkingen kan beschikken. Dat eiser de betreffende meubels in de vorige woning heeft achtergelaten omdat deze aangetast waren door vocht, brengt daarin geen verandering. De stelling van eiser dat zijn klachten door het gemis van gevraagd meubilair zullen toenemen, maakt niet dat hij daardoor wel tot de doelgroep behoort.
5. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan de bespreking van de overige beroepsgronden niet toe. Nu eiser niet tot de doelgroep behoort, wordt niet meer toegekomen aan de vraag of al dan niet terecht onderzoek is uitgevoerd naar de financiële situatie van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 juli 2020 door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.