ECLI:NL:RBNHO:2020:5224
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de Ziektewet uitkering en de vaststelling van het dagloon
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.F.R. Eisenberger, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin zijn bezwaar tegen de hoogte van zijn Ziektewet (ZW) uitkering ongegrond was verklaard. Eiser ontving per 10 oktober 2018 een uitkering op basis van 70% van een vastgesteld dagloon van € 59,04. Eiser betwistte de hoogte van dit dagloon en stelde dat hij in de referteperiode meer uren had gewerkt dan door zijn werkgever was opgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich op goede gronden heeft gebaseerd op de gegevens in de polisadministratie en dat de berekening van het dagloon correct was. Eiser had ook aangevoerd dat de referteperiode ongunstig voor hem uitpakte, maar de rechtbank oordeelde dat de dienstbetrekking bij zijn huidige werkgever losstond van een eerdere ziekteperiode bij een ander uitzendbureau. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.