ECLI:NL:RBNHO:2020:5243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
7946648 \ CV EXPL 19-11066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Cathay Pacific voor een vlucht van Amsterdam naar Hong Kong en vervolgens naar Chiang Mai. De vlucht CX270 vertrok met een vertraging van 1 uur en 1 minuut en de passagiers misten hun aansluitende vlucht, waardoor zij meer dan drie uur later op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen.

Cathay Pacific betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk stormachtige weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding noopten om de vlucht uit te stellen. De kantonrechter oordeelde echter dat Cathay Pacific onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging uitsluitend door deze omstandigheden was veroorzaakt. De rechter stelde vast dat ondanks de weersomstandigheden op het moment van vertrek, er wel degelijk vliegverkeer mogelijk was en dat de vertraging ook te maken had met een tekort aan parkeerruimte op de luchthaven.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat Cathay Pacific de passagiers moest compenseren met een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten voor rekening van Cathay Pacific kwamen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hadden aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7946648 \ CV EXPL 19-11066
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Cathay Pacific Airways Limited
gevestigd te Hong Kong en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Cathay Pacific
gemachtigde mr. M. de Wijs

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 juni 2019 een vordering tegen Cathay Pacific ingesteld. Cathay Pacific heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Cathay Pacific een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Cathay Pacific een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Cathay Pacific de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam (geplande vertrektijd op 4 februari 2019 om 12:45 uur lokale tijd) naar Hong Kong (vlucht CX270), en vervolgens aansluitend van Hong Kong (geplande vertrektijd op 5 februari 2019 om 8:05 uur lokale tijd) naar Chiang Mai.
2.2.
Vlucht CX270 is met een vertraging van een uur en 1 minuut uit Amsterdam vertrokken, en met een vertraging van 54 minuten om 7:49 uur lokale tijd in Hong Kong aangekomen. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht vanaf Hong Kong naar Chiang Mai gemist.
2.3.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Cathay Pacific gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Cathay Pacific heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Cathay Pacific bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Cathay Pacific vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Cathay Pacific betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertrekvertraging van vlucht CX270 is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, bestaande uit stormachtige wind met windstoten op de luchthaven in Amsterdam, ten gevolge waarvan de Air Traffic Control (ATC) geen toestemming heeft gegeven om op de geplande vertrektijd op te stijgen. Weersomstandigheden en daaruit voortvloeiende restricties van de luchtverkeersleiding liggen buiten de invloedsfeer van Cathay Pacific. Zij heeft bovendien alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging zoveel als mogelijk te beperken en overlast te voorkomen. Gelet op de beperkte omvang van de vertrekvertraging had inzet van een ander toestel geen nut. Dit zou de vertraging alleen verder hebben doen oplopen. Verder heeft Cathay Pacific een overstaptijd van 70 minuten gehanteerd, en daarmee de minimale overstaptijd in Hong Kong in acht genomen en een reservetijd van 20 minuten ingebouwd.
4.2.
Verder voert Cathay Pacific aan dat de passagiers hun substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hebben geschonden, door in de dagvaarding geen melding te maken van het bij e-mail van 11 juni 2019 door Cathay Pacific tegen de vordering gevoerde verweer. Daarom verzoekt Cathay Pacific om, in geval van onverhoopte toewijzing van de vordering, te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming. Gelet hierop is Cathay Pacific op grond van de Verordening in beginsel compensatie aan de passagiers verschuldigd. Dit is anders indien Cathay Pacific kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).
5.3.
Ten aanzien van het beroep van Cathay Pacific op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
5.4.
Cathay Pacific heeft in dit verband aangevoerd dat op de geplande vertrektijd op de luchthaven van Amsterdam sprake was van harde wind, met windstoten van 16.1 m/s. Ter onderbouwing daarvan heeft Cathay Pacific overgelegd een rapport van het KNMI. Voor zover Cathay Pacific hiermee bedoelt een beroep te doen op punt 14 van de van de considerans van de Verordening, oordeelt de kantonrechter dat Cathay Pacific onvoldoende heeft aangetoond dat sprake was van weersomstandigheden die er op zichzelf toe hebben geleid dat de uitvoering van vlucht CX270 werd verhinderd. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken volgt immers dat ondanks de weersomstandigheden op 4 februari 2019 omstreeks 12:45 uur wel vliegverkeer mogelijk was van en naar de luchthaven van Amsterdam.
5.5.
Verder heeft Cathay Pacific een beroep gedaan op punt 15 van de considerans van de Verordening. Uit de ‘Flight Enquiry’ van vlucht CX270 blijkt volgens Cathay Pacific dat de vertraging is veroorzaakt door restricties die het luchtverkeersbeheer heeft opgelegd als gevolg van de slechte weersomstandigheden. In dit rapport staat onder ‘Delay Information’ als ‘Delay Reason Code / Delay Time’ vermeld:
“AFP/0042 AMW/0019”. Vervolgens staat onder ‘Delay Remark’:
“AFP/0042 AIRPORT FACILITY – PARKING BAY AVAILABILITY”en
“AMW/0019 ATC DUE TO WEATHER – DEP AIRPORT”. De passagiers stellen zich op het standpunt dat hieruit blijkt dat de vertrekvertraging voornamelijk ook een andere oorzaak had, te weten ‘AFP/0042’. Volgens Cathay Pacific geven de passagiers hiermee een onjuiste lezing van het rapport. In de kolom ‘Delay Remark’ staan de redenen van de vertraging en vermeldt daarom ook de ‘Reason Code’, die ontbreekt in de kolom ‘Delay Remark’, aldus Cathay Pacific. De ‘Delay Remark’ bevestigt in dit geval dat veel vluchten niet mochten opstijgen door het slechte weer, en dat het daardoor dusdanig druk was dat er onvoldoende parkeerruimte op de luchthaven beschikbaar was. Omdat dit tekort aan parkeerruimte een direct gevolg was van het slechte weer, is dit ook niet in het rapport opgenomen met een zelfstandige ‘Reason Code’ maar als ‘Delay Remark’, aldus nog steeds Cathay Pacific.
5.6.
De kantonrechter kan Cathay Pacific hierin niet volgen. Vast staat dat vlucht CX270 een vertrekvertraging had van een uur en 1 minuut. Volgens de ‘Delay Information’ in het vluchtrapport waarop Cathay Pacific zich beroept zijn 42 minuten veroorzaakt met als reden code ‘AFP’ en 19 minuten met als reden code ‘AMW’. Vervolgens is dit onder ‘Delay Remark’ nader toegelicht, in die zin dat ‘AFP’ kennelijk staat voor ‘AIRPORT FACILITY – PARKING BAY AVAILABILITY’ en ‘AMW’ voor ‘ATC DUE TO WEATHER – DEP AIRPORT’. Anders dan Cathay Pacific betoogt staat dus ook het tekort aan beschikbare parkeerruimte op de luchthaven met een zelfstandige ‘Reason Code’ als vertragingsreden vermeld. De parkeercapaciteit staat zelfs als eerste oorzaak vermeld met daaraan gekoppeld een vertragingstijd van 42 minuten, terwijl voor de ATC restrictie ten gevolge van het weer 19 minuten is geregistreerd. Cathay Pacific heeft ter onderbouwing van haar standpunt geen documenten afkomstig van de luchtverkeersleiding overgelegd. Dat de vertrekvertraging volledig te wijten is aan ATC restricties ten gevolge van slechte weersomstandigheden, zoals Cathay Pacific stelt, is daarmee niet komen vast te staan. Gelet op het voorgaande is evenmin komen vast te staan dat de langdurige vertraging waarmee de passagiers op hun eindbestemming zijn aangekomen is veroorzaakt door een besluit van het luchtverkeerbeheer, zodat Cathay Pacific geen geslaagd beroep op punt 15 van de considerans van de Verordening toekomt.
5.7.
Nu het beroep van Cathay Pacific op buitengewone omstandigheden wordt afgewezen komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of Cathay Pacific voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.8.
De door de passagiers gevorderde hoofdsom van € 1.200,00, waartegen Cathay Pacific op zichzelf geen verweer heeft gevoerd, zal gelet op de duur van de vertraging worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente daarover is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
Cathay Pacific voert verder nog aan dat de dagvaarding niet voldoet aan de daaraan in artikel 111 lid 3 Rv gestelde eis dat de door de gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor in het exploot van dagvaarding vermeld moeten worden. Het niet voldoen aan dit voorschrift brengt ingevolge artikel 120 lid 1 Rv de nietigheid van de dagvaarding met zich mee. Artikel 122 lid 1 Rv bepaalt dat indien de gedaagde in het geding verschijnt en zich beroept op nietigheid van de dagvaarding, de kantonrechter dit beroep verwerpt indien naar zijn oordeel het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Cathay Pacific beroept zich echter niet op nietigheid van de dagvaarding. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat zij door het gebrek in de dagvaarding onredelijk in haar belangen is geschaad. Ook ziet de kantonrechter in het in de dagvaarding onvermeld laten van het voorafgaand aan de procedure door Cathay Pacific gevoerde verweer geen aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, zoals Cathay Pacific verzoekt.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Cathay Pacific, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Cathay Pacific tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Cathay Pacific tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 240,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter