In deze zaak heeft de buitenlandse rechtspersoon Airhelp Limited, vertegenwoordigd door mr. H. Yildiz, een vordering ingesteld tegen British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, wegens de annulering van vlucht BA8457 van Londen naar Amsterdam op 23 juni 2016. De passagier had recht op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar British Airways betwistte de vordering door te stellen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een staking van het Franse luchtverkeersbeheer en slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat British Airways onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de luchtvaartmaatschappij niet had aangetoond dat de staking en de weersomstandigheden de annulering van de vlucht rechtvaardigden. De kantonrechter wees de vordering van de passagier tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, toe en veroordeelde British Airways tot betaling van de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitgesproken op 15 januari 2020.