ECLI:NL:RBNHO:2020:5363

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
C/15/301854 / KG ZA 20-211
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van jaarrekeningen en inzage in administratie van een besloten vennootschap

In deze zaak vordert eiser, een medebestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap Paulus Loot B.V., inzage in de jaarrekeningen en andere administratieve documenten van de vennootschap over de periode van 2000 tot en met 2019. Eiser stelt dat hij recht heeft op deze informatie op grond van zijn hoedanigheid als bestuurder en de redelijkheid en billijkheid zoals vastgelegd in artikel 2:8 BW. De gedaagden, vertegenwoordigd door gedaagde2, verzetten zich tegen de vorderingen en stellen dat eiser geen spoedeisend belang heeft en dat de gevraagde informatie niet kan worden verstrekt omdat eiser sinds 2003 geen contact meer heeft gehad met de vennootschap.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser als medebestuurder recht heeft op bepaalde informatie, maar dat de vorderingen voor de periode tot 2012 moeten worden afgewezen. De rechter wijst de vorderingen tot inzage in de jaarrekeningen en andere documenten voor de periode vanaf 2012 toe, maar stelt dat de gedaagden niet verplicht zijn om alle gevraagde documenten te bewaren of te verstrekken. De voorzieningenrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en legt een dwangsom op voor het geval de gedaagden niet tijdig aan het gebod voldoen. De proceskosten worden op nihil gesteld, omdat eiser slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/301854 / KG ZA 20-211
Vonnis in kort geding van 10 juli 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. D. Fasseur te Den Dolder,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAULUS LOOT B.V.,
gevestigd te Zandvoort,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. R.B. Rouwen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Paulus Loot c.s. genoemd worden en gedaagden afzonderlijk Paulus Loot en [gedaagde2].

1.De procedure

1.1.
Op grond van de Tijdelijke regeling voor kort gedingen rechtbanken handel/familie (die in verband met het coronavirus door de rechtbanken is vastgesteld) heeft de voorzieningenrechter bepaald dat deze procedure schriftelijk wordt gevoerd. Paulus Loot c.s. heeft in haar schriftelijke stukken desondanks verzocht om alsnog een (digitale) hoorzitting te gelasten om de gevoerde verweren toe te lichten. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek niet gehonoreerd omdat onder de huidige maatregelen het plannen van een (digitale) hoorzitting niet steeds op korte termijn mogelijk is, terwijl het ook in deze tijd mogelijk moet zijn om in kort geding op relatief korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter te krijgen. Gelet op de aard van de zaak en de gelegenheid die is gegeven om (zonder beperkingen in pagina’s) schriftelijk verweer te voeren op steeds redelijke termijnen, moet Paulus Loot c.s. bovendien voldoende in staat zijn geweest om haar verweer naar voren te brengen. Om die reden heeft de voorzieningenrechter vastgehouden aan de eerder genomen beslissing om in deze procedure uitsluitend schriftelijk te procederen.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de hersteldagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende eiswijziging;
  • de conclusie van dupliek.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde2] zijn sinds 3 april 1996 aandeelhouders (ieder voor 50%) en statutair bestuurders van Paulus Loot. Op grond van de statuten van Paulus Loot zijn beide bestuurders gezamenlijk bevoegd Paulus Loot te vertegenwoordigen. In het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel staat bij Paulus Loot vermeld dat aan [gedaagde2] sinds 13 december 1996 een volledige volmacht is gegeven, terwijl op diezelfde datum een statutenwijziging heeft plaatsgevonden.
2.2.
De samenwerking van [eiser] en [gedaagde2] in Paulus Loot is gericht op het behalen van een geldelijk voordeel met het investeren in, ontwikkelen van en verkopen van vastgoed gelegen in Amsterdam. [eiser] en [gedaagde2] werken verder samen via hun respectievelijke vennootschappen Jacob Cats Beheer B.V. en Bomacil Vastgoed B.V. en bezitten via deze vennootschappen onroerende zaken in gemeenschappelijk eigendom.
2.3.
Op 30 mei 2003 heeft [eiser] aangifte bij de politie gedaan van een incident dat op die dag heeft plaatsgevonden. In het proces-verbaal dat door de politie is opgemaakt, staat onder meer dat op videobeelden is te zien dat [gedaagde2] met zijn zoon in de lobby van een hotel slagende bewegingen hebben gemaakt in de richting van [eiser] en zijn broer. In het proces-verbaal staat onder meer ook dat er op de parkeerplaats van het hotel een aantal andere personen zich vervoegden waarna opnieuw een worsteling ontstond en dat [eiser] en zijn broer diverse malen werden geschopt en geslagen. De aangifte heeft tot een strafprocedure tegen [gedaagde2] geleid. Op 31 mei 2006 is [gedaagde2] vrijgesproken door het Gerechtshof te Amsterdam.
2.4.
Op 5 maart 2013 schreef de toenmalige advocaat van [eiser] een brief aan [gedaagde2] inzake ‘
[eiser] / Advies’ waarin hij schrijft dat [eiser] zich kort geleden bij hem meldde en hem vroeg een rol te vervullen bij de afwikkeling van zijn geschil met [gedaagde2] c.q. de ontvlechting van de gezamenlijke onroerend goed portefeuille. Als bijlage bij de brief zit een lijst van zes onroerend goederen, waarover volgens [eiser] afspraken moeten worden gemaakt. [gedaagde2] heeft hierop bij brief van 8 maart 2013 gereageerd. De brieven hebben er niet toe geleid dat er weer contact kwam tussen partijen.
2.5.
Vanaf 2016 zijn [eiser] en [gedaagde2], althans hun respectievelijke vennootschappen Jacob Cats Beheer B.V. en Bomacil Vastgoed B.V. (in liquidatie) in discussie over de verdeling van hun gemeenschappelijk eigendom en lopen hier vanaf 2018 gerechtelijke procedures over, waarbij laatstelijk op 22 januari 2020 een vonnis door de rechtbank Amsterdam is gewezen. Het tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep is nog aanhangig.
2.6.
Op 27 december 2019 stuurde de huidige advocaat van [eiser] een brief aan Paulus Loot ter attentie van [gedaagde2], waarin hij schreef:

Op verzoek van de heer [eiser], medebestuurder van de besloten vennootschap Paulus Loot B.V., richt ik mij tot u met het volgende:
Zoals u weet bent u samen met de heer [eiser] bestuurder van voormelde vennootschap. In de procedure tussen Jacob Cats B.V. en Bomacil B.V. in liquidatie heeft u vele malen verwezen naar transacties met betrekking tot onroerende zaken die door Paulus Loot B.V. zijn verricht.
Voorts zijn ongetwijfeld telkenjare jaarrekeningen opgemaakt, aandeelhoudersvergaderingen gehouden, aangiften vennootschapsbelasting gedaan en opgaven verstrekt aan de Kamer van Koophandel. Om welke reden dan ook, waarover een discussie zinloos is en ik die ook niet ga voeren heeft de heer [eiser] in de jaren vanaf 2000 tot heden nimmer deze stukken ingezien of ontvangen.
Als medebestuurder heeft de heer [eiser] tevens recht op inzage van de boeken en bescheiden van Paulus Loot B.V.
Om deze redenen verzoek ik u:
A.
Te overleggen binnen drie weken na heden tekens vanaf 2000 tot en met 2018 door u gewaarmerkte afschriften van:
1.
De jaarrekeningen van Paulus Loot B.V.;
2.
De accountantsverklaringen met betrekking tot deze jaarrekeningen;
3.
De uitnodigingen voor de vergaderingen van vergaderingen van aandeelhouders ter bespreking en vaststelling van die jaarrekeningen;
4.
De notulen van de onder 2. genoemde vergaderingen;
5.
De aangiften vennootschapsbelastingen en
6.
De deponeringen bij de Kamer van Koophandel;
Te overleggen binnen drie weken na heden tekens vanaf 2000 tot en met 2018 door u gewaarmerkte afschriften van:
1.
De transacties ter zake van onroerende zaken waarbij Paulus Loot B.V. betrokken is met de daarbij behorende akten;
2.
De nota’s van afrekening van de betrokken notaris en
3.
De bankafschriften waaruit de financiële afwikkeling van die transacties blijkt.
Te overleggen binnen drie weken na heden een gewaarmerkt afschrift van de door de heer [eiser] getekende volmacht die u blijkens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel zult moeten hebben.
Binnen 4 weken na heden:
1. de heer [eiser] toe te laten om ten kantore van Paulus Loot B.V., dan wel in een andere met instemming van de heer [eiser] aangewezen locatie, inzage te nemen in de boeken en bescheiden van Paulus Loot B.V. vanaf 2000 tot en met 2018, waarbij hij zich kan doen bijstaan door een door hem aan te wijzen persoon;
2. dan wel hem die stukken ter inzage te overhandigen onder bijvoeging van een lijst van deze documenten.
Indien u aan dit verzoek niet voldoet zal aan de voorzieningenrechter een verzoek worden gedaan tot het geven van een gebod onder verbeurte van een dwangsom alsdan te bepalen.
2.7.
[eiser] heeft niet op deze brief gereageerd, waarop door [eiser] onderhavig kort geding is gestart.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na eisvermindering – dat de voorzieningenrechter Paulus Loot c.s. gebiedt (waarbij de een voldoenend de ander gekweten zal zijn) om binnen twee weken na datum van dit vonnis:
Primair:
A. aan [eiser] te overleggen telkens vanaf 2000 tot en met 2019 door hem gewaarmerkte afschriften van:
1. de jaarrekeningen van Paulus Loot;
2. de uitnodigingen voor de vergaderingen van aandeelhouders ter bespreking en vaststelling van die jaarrekeningen;
3. de notulen van de onder 2. genoemde vergaderingen;
4. de aangiften vennootschapsbelasting;
5. de deponeringen bij de Kamer van Koophandel;
aan [eiser] te overleggen te overleggen telkens vanaf 2000 tot en met 2019 door hem gewaarmerkte afschriften van:
1. de transacties ter zake van onroerende zaken waarbij Paulus Loot betrokken is met de daarbij behorende akten;
2. de nota’s van afrekening van de betrokken notaris ter zake van de door B1 genoemde transacties;
3. de bankafschriften waaruit de financiële afwikkeling van die transacties blijkt;
aan [eiser] ter inzage te overleggen in afschrift, dan wel indien zulks niet mogelijk is in origineel, de boeken en bescheiden van Paulus Loot vanaf 2000 tot en met 2019 onder bijvoeging van een lijst van deze documenten;
aan [eiser] te overleggen een door hem gewaarmerkt afschrift van de door [eiser] getekende volmacht die blijkens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel aan [gedaagde2] verleend zou zijn;
Subsidiair:
Gelijke vorderingen als primair gevorderd onder A tot en met C, waarbij de periode loopt van 2012 tot en met 2019;
Primair en subsidiair:
Eén en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per (gedeelte van een) dag tot een maximum van € 50.000,00 en onder veroordeling van Paulus Loot c.s. in de kosten van dit geding.
3.2.
Als grondslag voor zijn vorderingen voert [eiser] kortgezegd aan dat op [gedaagde2] een informatieplicht rust als medebestuurder en tevens op Paulus Loot als de betrokken vennootschap waarvan hij medeaandeelhouder is. Daarnaast rust deze verplichting op Paulus Loot c.s. op grond van de redelijkheid en billijkheid als genoemd in artikel 2:8 BW omdat er twee aandeelhouders tevens bestuurders zijn, met gelijke rechten.
3.3.
Paulus Loot c.s. voert verweer met als conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Als meest verstrekkend verweer heeft Paulus Loot c.s. aangevoerd dat het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eiser] ontbreekt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen uit zijn stelling dat hij medebestuurder en –aandeelhouder is van Paulus Loot, en dat op naam en voor rekening van deze vennootschap nog steeds handelingen worden verricht, waarover [eiser] geen enkele informatie heeft terwijl de effecten daarvan hem in zijn gerechtvaardigde belangen raken. De belangen van Paulus Loot c.s. wegen hier niet tegenop, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling.
Inhoudelijke beoordeling
Vorderingen [eiser] in hoedanigheid van aandeelhouder
4.2.
Als medeaandeelhouder wil [eiser] geïnformeerd worden over aandeelhoudersvergaderingen, oproepingen en besluiten. De vorderingen worden afgewezen voor zover zij zijn gebaseerd op de hoedanigheid van [eiser] als aandeelhouder, omdat een individuele aandeelhouder een dergelijk recht buiten de algemene aandeelhoudersvergadering niet toekomt, ook niet op grond van artikel 2:8 BW.
Vorderingen [eiser] in hoedanigheid van medebestuurder
4.3.
[eiser] is formeel statutair bestuurder van Paulus Loot en heeft in die hoedanigheid in beginsel informatierechten. Sinds (mei) 2003 houdt hij zich echter als bestuurder (en aandeelhouder) geheel afzijdig. Het contact dat hij in 2013 en 2016 met [gedaagde2] zocht, zag niet expliciet op Paulus Loot. Niet eerder dan bij brief van 27 december 2019 van zijn advocaat, heeft [eiser] om de thans gevorderde informatie verzocht bij Paulus Loot. Sinds mei 2003 hebben [eiser] en [gedaagde2] geen rechtstreeks contact meer met elkaar gehad. Vanaf dat moment heeft [eiser] geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten kenbaar gemaakt aan Paulus Loot c.s. Niet is gebleken dat [eiser] aan Paulus Loots c.s. kenbaar heeft gemaakt via zijn advocaat bereikbaar te zijn voor kwesties betreffende Paulus Loot. Anders dan [eiser] stelt, ligt het niet op de weg van Paulus Loot c.s. op zoek te gaan naar hem, maar diende [eiser] zelf kenbaar te maken op welk adres of via welk communicatiemiddel hij bereikbaar was voor aangelegenheden Paulus Loot betreffende. Omdat hij dit niet heeft gedaan, voert Paulus Loot c.s. terecht aan dat [eiser] met de noorderzon was vertrokken. Met dit alles wijkt zijn positie dan ook sterk af van de positie van de bestuurder in het door [eiser] aangehaalde arrest van de Ondernemingskamer (ECLI:NL:GHAMS:2017:4390).
4.4.
[eiser] vordert in kort geding stukken uit de administratie van Paulus Loot over een periode van nagenoeg 20 jaar. Dit kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onder de in punt 4.3 genoemde omstandigheden niet van Paulus Loot c.s. worden gevergd. Paulus Loot en haar bestuurder [gedaagde2] zijn immers niet verplicht de administratie over deze periode te bewaren (de wettelijke bewaarplicht is in artikel 2:10 lid 3 BW beperkt tot zeven jaar) en er rust op hen geen zorgplicht tegenover [eiser] dienaangaande. Het is immers niet Paulus Loot c.s. die [eiser] sinds 2003 buiten de deur houden, maar [eiser] zelf die heeft nagelaten bij Paulus Loot c.s. duidelijk kenbaar te maken op welke wijze en op welk (virtueel) adres hij in deze periode bereikbaar was. Ook wanneer [eiser] zich vanaf 2003 afzijdig zou hebben gehouden vanwege het incident met [gedaagde2], dan maakt dit het voorgaande niet anders. Met Paulus Loot c.s. is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de vorderingen voor zover deze zien op de periode tot 2012, daarom moeten worden afgewezen.
4.5.
De vraag is vervolgens of het voorshands aannemelijk is dat in een bodemprocedure wordt beslist dat [eiser] recht heeft op het door hem (subsidiair en primair onder D) gevorderde. [eiser] stelt dat zijn formele hoedanigheid van bestuurder voldoende is voor een toewijzing daarvan. Paulus Loot c.s. voert daar tegenover aan dat [eiser] nog immer niet kenbaar heeft gemaakt weer bereikbaar te zijn, zodat hij nog steeds met belet is. Belet is echter geen vastomlijnde term en de statuten van Paulus Loot geven geen definitie daarvan. De voorzieningenrechter houdt het er daarom op dat van belet sprake is als een bestuurder niet mag of niet kan besturen. Van geen van beide is hier op dit moment sprake. Daarom neemt de voorzieningenrechter niet aan dat [eiser] met belet is, in elk geval niet meer na de brief van zijn advocaat van 27 december 2019. Verder voert Paulus Loot c.s. aan dat [eiser] eerst zijn verplichtingen als bestuurder moet nakomen en pas dan recht heeft op informatie in de bestuursvergaderingen. Deze voorwaarde kent geen wettelijke of statutaire grondslag, zodat de voorzieningenrechter aan dit verweer voorbij gaat. Evenmin volgt de voorzieningenrechter Paulus Loot c.s. in haar stelling dat [eiser] geen rechtens te respecteren belang heeft bij zijn vorderingen omdat hij het aan hemzelf te wijten heeft dat hij niet in de bestuursvergaderingen is komen opdagen en dat hij de verzochte informatie alleen zal gebruiken ter voorbereiding op verdere procedures tegen Paulus Loot. [eiser] is immers nog steeds formeel statutair bestuurder. [eiser] heeft dan ook in beginsel recht op die informatie die hem als bestuurder toekomt en waarover hij niet kan beschikken zonder medewerking van Paulus Loot c.s. Omdat [gedaagde2] als medebestuurder degene is die feitelijk kan zorgen dat aan [eiser] informatie wordt verstrekt, rust die verplichting op grond van artikel 2:8 BW naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet alleen op Paulus Loot, maar ook op [gedaagde2]. Paulus Loot c.s. diende nadat haar bij brief van 27 december 2019 daarom is verzocht, informatie te verstrekken aan [eiser]. Daarmee komt de voorzieningenrechter toe aan een beoordeling per onderdeel van het (subsidiair onder A tot en met C en primair onder D) gevorderde.
4.6.
Onder A1 vordert [eiser] als medebestuurder gewaarmerkte afschriften van de jaarrekeningen van Paulus Loot. Het gaat hierbij niet om de bij het Handelsregister gedeponeerde jaarstukken, maar de jaarstukken zoals die door Paulus Loot in haar administratie wordt bewaard, inclusief de daarbij behorende winst- en verliesrekening. Omdat dit laatste uitdrukkelijk is gesteld, moet het petitum ook die zin worden uitgelegd. Reden waarom dit ook in het dictum terugkomt. Voor zover deze vordering ziet op de periode vanaf het boekjaar 2012, zal deze vordering worden toegewezen.
4.7.
Wat betreft de onder A2 gevorderde oproepingen voor de algemene vergadering van aandeelhouders, valt uit het verweer van Paulus Loot c.s. op te maken dat [eiser] niet is opgeroepen voor de vergaderingen, omdat er geen actuele woon- en verblijfplaats van hem bekend was. Hiervoor heeft de voorzieningenrechter deze zienswijze gevolgd. Het is daarom niet aannemelijk dat Paulus Loot c.s. verplicht was om anderen dan [gedaagde2] in kennis te stellen van aandeelhoudersvergaderingen. [eiser] heeft dan ook onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat hij als medebestuurder voldoende belang heeft bij dit deel van het gevorderde, reden waarom deze vordering wordt afgewezen.
4.8.
Voor zover [eiser] als medebestuurder afschriften van de notulen van de aandeelhoudersvergaderingen vordert (vordering A3), geldt het volgende. Uit het verweer van Paulus Loot c.s. lijkt te volgen dat de notulen niet zijn bewaard omdat ze daartoe niet verplicht was. Het bestuur van een besloten vennootschap is wettelijk niet verplicht om de notulen van de aandeelhoudersvergadering op te stellen en kan volstaan met het opstellen en bewaren van een besluitenlijst. Deze laatste wordt echter niet door [eiser] als medebestuurder gevorderd, zodat Paulus Loot c.s. zich daartegen ook niet heeft kunnen weren. Daarom wordt het gevorderde onder A3 afgewezen.
4.9.
Paulus Loot c.s. stelt dat de vorderingen onder A4 en A5 afgewezen moeten worden omdat [eiser] deze stukken zelf kan opvragen bij de belastingdienst en via het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Door dit bij Paulus Loot c.s. neer te leggen, jaagt zij haar onnodig op kosten, aldus Paulus Loot c.s. De voorzieningenrechter volgt Paulus Loot c.s. hierin: [eiser] heeft niet weersproken dat hij als bestuurder van Paulus Loot c.s. deze stukken zelf kan opvragen en hij hiervoor de medewerking van Paulus Loot c.s. niet nodig heeft. Voor zover [eiser] stelt dat het hem ook gaat om de onderliggende documenten en transacties, ziet de voorzieningenrechter dit niet terug in de vorderingen A4 en A5.
4.10.
Wat betreft de vorderingen onder B, volgt de voorzieningenrechter het verweer van Paulus Loot c.s. dat inhoudt dat sinds 2000 geen transacties ter zake van onroerende zaken zijn verricht door Paulus Loot c.s. waarvan [eiser] niet op de hoogte was. Zij heeft deze reeds bij conclusie van antwoord ingenomen stelling afdoende onderbouwd met een bij conclusie van dupliek overgelegd overzicht met een toelichting daarbij. [eiser] heeft in conclusie van repliek gereageerd op deze stelling (waarbij hij ook al heeft geanticipeerd op een nadere onderbouwing door Paulus Loot c.s. bij dupliek), maar onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom hij desondanks een belang heeft bij het door hem onder B gevorderde, reden waarom deze vordering wordt afgewezen.
4.11.
Als medebestuurder heeft [eiser] recht op inzage in de boeken en bescheiden van Paulus Loot, zoals deze zich thans onder Paulus Loot c.s. bevinden, waarbij Paulus Loot c.s. echter belang heeft dat dit op de minst bezwarende wijze plaatsvindt. Dit geldt te meer omdat de voorzieningenrechter voorshands aanneemt dat het toch vooral een eigen keuze van [eiser] is geweest dat hij zich als bestuurder vanaf 2003 afzijdig heeft gehouden (zie 4.3). Paulus Loot c.s. kan dan ook niet worden verplicht een afschrift te maken van deze stukken en evenmin om een lijst van deze documenten op te stellen, zoals ook door [eiser] onder C wordt gevorderd. Dit deel van het gevorderde wordt daarom afgewezen. De vordering tot het vertrekken van inzage in de boeken en bescheiden van Paulus Loot zal wel worden toegewezen. De voorzieningenrechter honoreert het verzoek van Paulus Loot c.s. om een langere termijn te stellen dan de gevorderde twee weken en zal een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis aanhouden.
4.12.
Onder D vordert [eiser] informatie betreffende de volgens Paulus Loot c.s. door hem in 1996 afgegeven volmacht. [eiser] betwist dat hij een volmacht heeft afgegeven. Paulus Loot c.s. voert aan dat de volmacht waarover een bestuursbesluit is genomen in aanwezigheid van [eiser], al sinds 1996 in het Handelsregister staat ingeschreven. Daarbij is deze informatie al vierentwintig jaar oud, zodat Paulus Loot c.s. van mening is dat zij deze niet meer hoeft te bewaren, althans te verstrekken. Partijen zijn het niet eens over de volmacht en of deze door [eiser] is afgegeven. Onduidelijk is gebleven of Paulus Loot c.s. nog over stukken betreffende de volmacht uit 1996 beschikt. Onduidelijk is ook wanneer [eiser] op de hoogte is geraakt van de inschrijving van het Handelsregister en waarom hij niet eerder dan bij brief van 27 december 2019 bij Paulus Loot c.s. om informatie dienaangaande heeft gevraagd. Ten slotte is onduidelijk in hoeverre [eiser] zelf bij het Handelsregister de door hem gewenste duidelijkheid kan krijgen. Daarmee is voor de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat dit deel van het gevorderde in een bodemprocedure zal worden toegewezen, reden waarom deze vordering in kort geding wordt afgewezen.
4.13.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] alleen in zijn hoedanigheid van medebestuurder worden toegewezen en dan uitsluitend ten aanzien van het door hem onder A1 en deels onder C subsidiair gevorderde.
4.14.
De dwangsom wordt toegewezen voor zover deze ziet op de jaarrekeningen (inclusief de daarbij behorende winst- en verliesrekeningen), waarbij deze wordt gemaximeerd tot een bedrag van € 5.000,00. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen voor zover deze ziet op de deels toegewezen subsidiaire vordering onder C. Het is immers aan partijen om in overleg met elkaar tot een inzagemoment te komen en dat is niet uitsluitend afhankelijk van de opstelling van Paulus Loot c.s. en daarbij is het te onbepaald welke stukken onderdeel uitmaken van de boeken en bescheiden van Paulus Loot.
4.15.
Paulus Loot c.s. vindt dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard, vanwege de gevolgen van een eventuele veroordeling en om het recht op hoger beroep op die wijze niet illusoir te maken. [eiser] betwist dat een hoger beroep bij een uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring illusoir wordt en stelt dat de informatieverstrekking niet op de lange baan geschoven moet worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, ook gelet op het feit dat slechts een beperkt gedeelte van het gevorderde wordt toegewezen, het belang van [eiser] zwaarder weegt dan dat van Paulus Loot c.s., en zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4.16.
Omdat [eiser] slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld en een substantieel deel van het door hem gevorderde wordt afgewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskostenveroordeling ten gunste van [eiser] te stellen op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Paulus Loot c.s. (waarbij de een voldoenend de ander gekweten zal zijn) om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] te overleggen vanaf 2012 tot en met 2019 een door [gedaagde2] gewaarmerkt afschrift van de jaarrekeningen, inclusief de daarbij behorende winst en verliesrekeningen,
5.2.
bepaalt dat indien Paulus Loot c.s. niet tijdig aan het gebod in punt 5.1 van dit vonnis heeft voldaan, Paulus Loot c.s. (waarbij de een betalend de ander gekweten zal zijn), een dwangsom verbeurt van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) voor elke dag dat zij dit gebod niet nakomt, tot een maximumbedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro),
5.3.
gebiedt Paulus Loot c.s. (waarbij de een voldoenend de ander gekweten zal zijn) om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] ter inzage te leggen of (door Paulus Loot c.s. te bepalen) een afschrift te geven van de boeken en bescheiden van Paulus Loot c.s. zoals deze zich thans onder Paulus Loot c.s. bevinden en voor zover deze zien op de periode vanaf het jaar 2012 tot en met 2019,
5.4.
verklaart het vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
veroordeelt Paulus Loot c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
5.6.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H. Bruin op 10 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CK