Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker],
[verzoekster]
[verweerder 1],
1.De procedure
- het verzoekschrift van 14 mei 2020 (met producties 1 tot en met 11),
- het verweerschrift van 6 juli 2020 (met producties 1 tot en met 3),
- de brief van 10 juli 2020 van mr. Zwart (met producties 12 tot en met 15),
- de e-mail van 14 juli 2020 van mr. Zwart (met vier digitale bestanden van de animaties waarnaar in productie 14 wordt verwezen).
(…)
Zouden jullie op basis van de stukken iets kunnen zeggen over of [verweerder 1] [verzoeker] had kunnen zien vanaf zijn racefiets en hem had kunnen ontwijken en/of tijdig had kunnen remmen? Zowel in de situatie waarin [verzoeker] het fietspad op zou zijn gestapt, als de situatie waarin hij aan de rechterzijde van het fietspad liep.
- De aanrijding heeft plaatsgevonden op het fietspad langs de Koninginneweg te Bergen.
- De heer [verweerder 1] heeft verklaard met een snelheid van 20 km/h te hebben gereden, deze snelheid is met het letsel van dhr. [verzoeker] te verklaren.
- Indien de heer [verweerder 1] met een snelheid van 20 km/h, heeft hij niet voor de aanrijding geremd.
- In het scenario dat de heer [verzoeker] uit het voetpad het fietspad is opgelopen, is de heer [verzoeker] minimaal 3,3 seconden in het zicht geweest voor de heer [verweerder 1] .
- In het scenario dat de heer [verzoeker] langer op het fietspad liep, was het zicht voor de heer [verweerder 1] onbelemmerd.”
3.Het geschil
- te verklaren dat [verweerder 1] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval op 11 januari 2020, en dat [verweerder 1] en/of ASR gehouden is/zijn de volledige door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden;
- [verweerder 1] en/of ASR te veroordelen tot betaling van de affectie schade van [verzoekster] van € 12.500,-;
- de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te begroten en [verweerder 1] en/of ASR te veroordelen tot betaling daarvan;
- om op korte termijn een verschijning van partijen te gelasten, gelet op de verblijfsstatus en medische situatie van [verzoeker] .
4.De beoordeling
In het onderzoek wordt immers geconcludeerd:
- dat [verzoeker] in het scenario dat [verzoeker] het fietspad is opgelopen minimaal 3,3 seconden in het zicht is geweest van [verweerder 1] , en
- in het scenario dat [verzoeker] langer op het fietspad liep het zicht voor [verweerder 1] onbelemmerd was.
- [verzoeker] en [verweerder 1] zijn steeds in beweging geweest en bevonden zich nog niet op die punten waarvan in het onderzoek wordt uitgegaan: [verzoeker] liep niet rechts op het voetpad en het staat niet vast dat [verweerder 1] niet uiterst rechts fietste;
- over de loopsnelheid van [verzoeker] worden aannames gedaan;
- de stopafstand van een fietser in het rapport Baan Hofman wijkt af van die zoals blijkt uit de door [verzoekers] in productie 13 overgelegde pagina’s van Wikipedia;
- in de animaties en de afbeeldingen in het rapport zijn de bossages niet te zien, en
- er is geen rekening gehouden met de bocht in het fietspad.