ECLI:NL:RBNHO:2020:5689

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
20.004529
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift tegen beslag van harde schijf met beveiligingsbeelden in strafzaak

Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een klaagschrift van klagers tegen het beslag op een harde schijf met daarop beveiligingsbeelden. De klagers, vertegenwoordigd door mr. R.J. Mesland, vroegen om teruggave van de harde schijf, die in beslag was genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de invoer van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde, omdat de beelden op de harde schijf konden dienen als bewijsmateriaal in de strafzaak tegen een verdachte. De officier van justitie had aangeboden om de beelden te bewaren voor een eventuele rechtszaak van klagers tegen de Staat, maar klagers wensten de harde schijf inclusief de beelden terug. De rechtbank weegt het belang van de afscherming van opsporingsmethodieken en de bescherming van de privacy van betrokken overheidsdienaren zwaar. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de harde schijf inclusief de beelden. De rechtbank benadrukte dat de toezegging van de officier van justitie om de beelden te bewaren voldoende was voor de belangen van klagers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team straf, locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 20.004529
Parketnummer: - (onderzoek Swilly)
Uitspraakdatum: 28 juli 2020
Beschikking(art. 552a Sv)

1.Het ontstaan en de loop van de procedure

Op 20 mei 2020 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een klaagschrift van mr. R.J. Mesland, gemachtigde van klagers
[klager 1],
geboren op [geboortedatum] ,
en
[klager 2],
geboren op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
domicilie kiezende aan de Nieuwe Gracht 74 te (2011 NJ) Haarlem, ten kantore van mr. R.J. Mesland, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klagers, van:
- de originele harde schijf inclusief de daarop opgeslagen/vastgelegde (beveiligings-)beelden.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de in dat verband door de Rijksoverheid (RIVM) en de Rechtspraak geadviseerde/getroffen maatregelen, heeft de rechtbank besloten om het klaagschrift – dat als urgente zaak kan worden aangemerkt – weliswaar te behandelen, maar deze behandeling schriftelijk te laten verlopen.
Klagers en de officier van justitie hebben hiermee ingestemd.
Op 14 juli 2020 heeft de officier van justitie schriftelijk op het klaagschrift gereageerd.
Op 16 juli 2020 heeft de advocaat van klagers op deze reactie gereageerd.
Op 20 juli 2020 heeft de officier van justitie medegedeeld dat hij in de reactie van de advocaat van klagers geen reden ziet zijn eerder ingenomen standpunt te wijzigen.

2.De beoordeling

Het gaat in deze zaak om het volgende. Onder leiding van de officier van justitie vindt een onderzoek plaats onder de naam Swilly, dat zich richt op de invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen in Nederland. In het kader van dit onderzoek heeft op 21 april 2020 een doorzoeking plaatsgevonden in het pand aan de [adres] . Dit pand behoort klagers in eigendom toe. Klagers – die in het onderzoek niet als verdachten zijn aangemerkt – hadden het pand verhuurd aan een zekere [verdachte] .
De harde schijf waarvan thans de teruggave wordt verzocht, betreft de originele harde schijf van klagers met daarop (beveiligings-)beelden van (de omgeving van) [adres] .
Uit de zogenoemde Kennisgeving van inbeslagneming volgt dat deze harde schijf, samen met de bijbehorende opnameapparatuur – die inmiddels is teruggegeven – op 21 april 2020 onder [klager 1] in beslag is genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met het oog op de waarheidsvinding.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van dit beslag vordert
Klagers stellen zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt dat het belang van strafvordering zich niet tegen opheffing van het beslag verzet, nu door politie en/of justitie inmiddels een zogenoemde image (kopie) van de (beelden op de) harde schijf is gemaakt. Daarom dient de harde schijf aan klagers te worden teruggegeven, uitdrukkelijk inclusief de daarop opgeslagen/vastgelegde (beveiligings-)beelden. Klagers stellen – hoewel, in hun visie, daartoe niet verplicht en wellicht ten overvloede – dat zij ook een belang hebben bij het (weer) in bezit krijgen van de beelden, nu op die beelden te zien zou zijn dat en hoe (i) schade aan het pand is toegebracht en (ii) (disproportioneel) politiegeweld tegen [klager 1] is toegepast, die zich kort voor de doorzoeking buiten het pand bevond. De beelden kunnen daarom dienen ter onderbouwing van de positie als (financieel) gedupeerde/slachtoffer van overheidsgeweld, aldus klagers.
De officier van justitie heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de harde schijf exclusief de (beveiligings-)beelden aan klagers kan worden teruggegeven. Volgens de officier van justitie kunnen deze beelden niet worden teruggegeven, onder meer gelet op de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Op hetgeen de officier van justitie in dat verband naar voren heeft gebracht, zal hieronder bij de beoordeling worden ingegaan. Nu klagers de harde schijf enkel inclusief de beelden terug willen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard; het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave van de harde schijf inclusief de beelden.
De rechtbank overweegt het volgende.
In zijn beschikking van 28 september 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL2823) heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
2.2.
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven.
(…)
2.7. (…)
Bij inbeslagneming op basis van art. 94 Sv staan centraal de waarheidsvinding, ook wat betreft het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr, en het verwijderen uit het maatschappelijk verkeer van voorwerpen waarvan de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen. (…)
(…)
2.9.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voor de waarheidsvinding niet nodig dat het beslag gehandhaafd blijft. Klagers wijzen er terecht op dat inmiddels een image (kopie) van de (beelden op de) harde schijf is gemaakt.
Anders dan de advocaat van klagers in zijn brief van 16 juli 2020 heeft opgemerkt, heeft de officier van justitie in zijn schriftelijke reactie op het klaagschrift van 14 juli 2020 echter ook gewezen op het belang van een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer (zie pagina 3, boven). Deze reactie houdt – voor zover hier van belang – voorts het volgende in:
“Op 21 april 2020 werd in het bedrijfspand en in de bovengelegen woning aan [adres] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte [verdachte] ter zake invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen een doorzoeking verricht. Voorafgaand aan de doorzoeking heeft de politie buiten op het terrein van dit pand een pseudodienstverleningsactie uitgevoerd. (…)
(…)
De harde schijf bevat bewijsmateriaal ter zake het strafrechtelijk feit waarvan verdachte [verdachte] wordt verdacht. Deze beelden op de harde schijf worden aan het strafrechtelijk dossier toegevoegd. (…).
(…)
Door de officier van justitie is aan klagers aangeboden om de beelden van de harde schijf af te halen en vervolgens de lege schijf aan de klagers te retourneren. Voorts is door de officier van justitie, conform art 39f lid 1 onder g Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJSG), toegezegd dat de beelden, in verband met een eventuele rechtszaak van klagers tegen de staat ter zake de vernieling van de deur en het tegen [klager 1] toegepaste geweld, bewaard zouden blijven. Dit aanbod is echter door klagers niet geaccepteerd. Klagers wensen te beschikken over de harde schijf inclusief de beelden.
Naar het oordeel van het Openbaar Ministerie staat de WSJG het Openbaar Ministerie niet toe om gegevens (bewijsmateriaal) uit een strafrechtelijk dossier aan derden, anders dan in die wet genoemde gronden, te verstrekken. Daarnaast is het naar het oordeel van het Openbaar Ministerie, vanwege tactische overwegingen, noodzakelijk om de tactische opsporingsmethodieken, zoals in casu de pseudodienstverlening, en beelden van de doorzoeking waarbij de betrokken opsporingsambtenaren (politie en justitie) herkenbaar in beeld zijn gebracht af te schermen. Indien deze beelden vrijelijk beschikbaar zouden worden gemaakt, zou dit onmiskenbaar problemen opleveren voor de veiligheid van opsporingsambtenaren in het algemeen en in het bijzonder voor de bij deze doorzoeking aanwezige opsporingsambtenaren.
Tenslotte: het is helaas gezien de mogelijkheden op de opname apparatuur niet mogelijk om delen van de beelden, bijvoorbeeld enkel de vernieling en het tegen [klager 1] toegepaste geweld, er af te halen. In verband met dit belang van de klagers, zullen de beelden ten behoeve van een rechtszaak tegen de Staat bewaard blijven.”
Indachtig deze argumenten van de officier van justitie, die door/namens klagers onvoldoende zijn weersproken, is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de harde schijf inclusief de daarop opgeslagen/vastgelegde (beveiligings-)beelden zal bevelen. Onttrekking aan het verkeer is immers mogelijk ten aanzien van voorwerpen waarvan het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang (artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank kent in dit verband bijzonder gewicht toe aan het belang van de afscherming van opsporingsmethodieken – in casu de pseudodienstverleningsactie en de doorzoeking – en de bescherming van de veiligheid en de privacy van de daarbij betrokken overheidsdienaren. Indien de door de officier van justitie beschreven beelden in handen van klagers komen, worden deze belangen al geschaad. De toezegging van klagers dat ‘uiterst prudent’ met de beelden zal worden omgegaan, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, te minder nu klagers aangeven de beelden – indien en voor zover nodig – te zullen tonen in niet enkel (een) procedure(s) tegen de Staat, maar mogelijk ook een procedure tegen de gemeente Zaanstad betreffende de toepassing van bestuursdwang.
De rechtbank heeft oog voor het belang van met name [klager 1] bij het kunnen beschikken over de (beveiligings-)beelden. Als gesteld (financieel) gedupeerde/slachtoffer van overheidsgeweld, moet met zijn belang ook rekening worden gehouden. De rechtbank heeft dit belang meegewogen bij haar beoordeling of het hoogst onwaarschijnlijk is dat er later een onttrekking aan het verkeer zal volgen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het belang van klager(s) echter voldoende gediend met de toezegging van de officier van justitie dat de beelden afkomstig van de harde schijf zullen worden bewaard ten behoeve van een rechtszaak van klager(s) tegen de Staat.
Gelet op het voorgaande – en nu klagers niet instemmen met een teruggave van de harde schijf exclusief de beelden – dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. Het belang van strafvordering vordert het voortduren van het beslag.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het klaagschrift ongegrond.
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. S. Jongeling, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klagers beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.