ECLI:NL:RBNHO:2020:5721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
8117449
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van advocaatkosten in faillissementszaak

In deze zaak heeft de maatschap Van Diepen Van der Kroef Advocaten, vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Veen-Janz, een vordering ingesteld tegen een gedaagde, aangeduid als [woonplaats], met betrekking tot onbetaalde advocaatkosten. De vordering is ingesteld op 14 oktober 2019, en betreft een factuur van € 6.536,13 voor werkzaamheden die zijn verricht in het kader van een faillissementsaanvraag. De gedaagde heeft de vordering betwist, met de stelling dat er geen opdracht is gegeven voor werkzaamheden tijdens haar faillissement van medio december 2017 tot maart 2018.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in 2015 mr. Van der Veen-Janz heeft ingeschakeld, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de werkzaamheden die zijn verricht na de faillietverklaring. De rechter heeft echter ook bewijsstukken ontvangen, waaronder e-mails en handgeschreven aantekeningen, waaruit blijkt dat mr. Van der Veen-Janz in overleg met de gedaagde heeft gewerkt aan het voorkomen van de verkoop van haar woning. De gedaagde heeft niet adequaat gereageerd op de overgelegde bewijsstukken van Van Diepen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de gedaagde wel degelijk gebruik heeft gemaakt van de diensten van mr. Van der Veen-Janz.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Van Diepen toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, evenals de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter M. Flipse op 12 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8117449 CV EXPL 19-8011
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De maatschap Van Diepen Van der Kroef Advocaten
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Van Diepen
gemachtigde: mr. A.J. van der Veen-Janz te Alkmaar
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [woonplaats]
gemachtigde: mr. M. Maasdam te Berkhout

1.Het procesverloop

1.1.
Van Diepen heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2019 een vordering tegen [woonplaats] ingesteld. [woonplaats] heeft schriftelijk geantwoord. Daarna is bij tussenvonnis van 4 december 2019 een comparitie bepaald op 20 maart 2020. Beide partijen hebben voorafgaand aan deze comparitie producties toegezonden, Van Diepen bij brief van 5 maart 2020 en [woonplaats] bij brief van 12 maart 2020. De comparitie heeft als gevolg van Covid-19 geen doorgang gevonden. Nadien hebben beide partijen nog een schriftelijke reactie gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 2 juni 2015 heeft [woonplaats] opdracht gegeven aan mr. A.J. van der Veen-Janz van Van Diepen om haar bij te staan als advocaat ter zake ‘advies met betrekking tot een faillissementsaanvraag’.
2.2.
Op 23 juli 2015 is op [woonplaats] de wettelijke schuldsanering van toepassing verklaard. Deze is op 26 januari 2016 tussentijds beëindigd en omgezet in haar faillissement. Op 8 maart 2019 is dit faillissement geëindigd met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
2.3.
[woonplaats] heeft tijdens haar faillissement op enig moment € 38.000,- door derden laten storten op de geldenderdenrekening van Van Diepen. Dat geldt is later weer teruggestort naar de afzender.
2.4.
Op 31 maart 2018 heeft Van Diepen [woonplaats] gefactureerd ter zake “werkzaamheden verricht volgens bijgaande specificatie” ad € 6.536,13 inclusief btw.

3.De vordering

3.1.
Van Diepen vordert dat de kantonrechter [woonplaats] veroordeelt tot betaling van € 6.536,13, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Van Diepen legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [woonplaats] opdracht heeft gegeven aan een van haar advocaten om haar bij te staan in verband met een faillissementsaanvraag en nadien bij het beperken van de gevolgen van het faillissement door hetzij ervoor te zorgen dat [woonplaats] met geld van derden in haar woning zou kunnen blijven wonen, hetzij ervoor te zorgen dat de woning van [woonplaats] onderhands werd verkocht zodat een zo hoog mogelijke opbrengst zou worden gegenereerd.

4.Het verweer

4.1.
[woonplaats] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij weliswaar in 2015 mr. Van der Veen-Janz heeft ingeschakeld, maar dat zij geen opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden tijdens haar faillissement vanaf medio december 2017 tot en met maart 2018 waar de factuur op ziet.

5.De beoordeling

5.1.
Van Diepen heeft (als productie 8 ten behoeve van de comparitie) een reeks van e-mails van mr. Van der Veen-Janz in het geding gebracht daterend van januari tot en met maart 2018 aan (en van) onder meer [woonplaats] en de curator in haar faillissement, waaruit blijkt dat mr. Van der Veen-Janz in samenspraak met [woonplaats] werkzaam was om de openbare verkoop van haar woning te voorkomen en het ertoe te leiden dat die woning hetzij niet, hetzij onderhands zou worden verkocht. In een van haar reacties schrijft [woonplaats] : “Oké, gaat niet goed, hoor niets van degene die het geld zou regelen. Zoek een andere manier. Dinsdag 30 januari om 12 uur komt de makelaar. Zou je er graag bij hebben. Het is op het moment er lastig contact op te nemen.” Uit de overgelegde e-mails blijkt voorts dat een derde ten behoeve van [woonplaats] op de geldenderdenrekening van Van Diepen € 38.000,-- heeft gestort, welk bedrag bedoeld was om verkoop van de woning te voorkomen. Toen dat niet haalbaar bleek, is het bedrag teruggestort.
5.2.
Van Diepen heeft verder de handgeschreven aantekeningen van mr. Van der Veen-Janz van het overleg met [woonplaats] vanaf 15 december 2017 in het geding gebracht. Ook heeft Van Diepen een specificatie van de gewerkte uren overgelegd.
5.3.
In haar antwoord schrijft [woonplaats] dat de werkzaamheden van mr. Van der Veen-Janz vermoedelijk zien op de verkoop van de woning en dat zij, voor zover zij kan nagaan, vermoedelijk slechts 20 minuten met haar heeft gesproken. Bij conclusie van dupliek betwist zij vervolgens dat zij opdracht heeft gegeven om werkzaamheden te doen die verband houden met de verkoop van de woning. Zij voert aan dat zij daarvoor in 2017 een andere advocaat heeft ingeschakeld die werkte op toevoegingsbasis. Het werk van mr. Van der Veen-Janz heeft zich, aldus [woonplaats] , beperkt tot haar aanwezigheid bij de zitting tot toelating tot de WSNP; hierna is er geen contact meer geweest.
5.4.
Tegenover de met stukken onderbouwde toelichting van Van Diepen, schiet de betwisting door [woonplaats] tekort. Zij is niet ingegaan op de door Van Diepen overgelegde e-mails, noch op haar reacties op die e-mails. Zij geeft ook geen verklaring voor de omstandigheid dat een hoog bedrag op de geldenderdenrekening van Van Diepen is gestort. Die betaling is echter onbegrijpelijk als mr. Van der Veen-Janz de door haar gestelde werkzaamheden niet zou hebben verricht. Niet valt uit te sluiten dat [woonplaats] in 2017 ook een andere advocaat heeft ingeschakeld; dat betekent echter nog niet dat [woonplaats] geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van mr. Van der Veen-Janz.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Van Diepen zal toewijzen. Ook de buitengerechtelijke kosten en de gevorderde rente worden toegewezen, nu die niet zijn betwist. [woonplaats] wordt in de proceskosten veroordeeld, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [woonplaats] tot betaling aan Van Diepen van € 6.536,13, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 april 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [woonplaats] tot betaling aan Van Diepen van € 653,61 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 oktober 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [woonplaats] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van Diepen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,07
griffierecht € 486,00
salaris gemachtigde € 500,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter