Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure met zaaknummer C/15/303490. In deze zaak vorderde de Maatschap Castelijns Kaandorp Hoekstra (CKH Advocaten) dat de hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak. CKH stelde dat er sprake was van verknochtheid en samenhang tussen beide procedures, omdat de centrale vraag in beide zaken betrekking had op de schade die door Energie Service Noord West C.V. was gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot voeging moest worden afgewezen. De rechtbank overwoog dat de vordering tot voeging pas was ingediend nadat een eerdere vordering tot vrijwaring was afgewezen en dat er meer dan vier maanden waren verstreken voordat CKH tot dagvaarding was overgegaan. Dit leidde tot de conclusie dat de zaak waarin voeging werd gevorderd inmiddels voor vonnis stond, en dat het ondoelmatig en in strijd met de goede procesorde zou zijn om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden totdat ook in de andere zaak vonnis kon worden gewezen. De rechtbank heeft CKH bovendien veroordeeld in de proceskosten van het incident.