ECLI:NL:RBNHO:2020:5763
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van courtage na intrekking van de bemiddelingsopdracht door de opdrachtgever
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ditters Fransen Makelaars B.V. en [gedaagden]. De makelaar had een vordering ingesteld tegen [gedaagden] voor betaling van courtage na de intrekking van de bemiddelingsopdracht. De makelaar had op 17 mei 2015 een opdracht tot bemiddeling ontvangen voor de verkoop van de woning van [gedaagden] in Didam, met een afgesproken courtage van 1,2%. De overeenkomst bevatte een bepaling dat bij intrekking van de opdracht geen courtage verschuldigd zou zijn, tenzij de makelaar kon aantonen dat de verkoop het gevolg was van zijn dienstverlening.
Na de intrekking van de opdracht door [gedaagden] op 24 januari 2018, heeft deze de woning alsnog verkocht aan de eerder geïnteresseerde kopers. De makelaar vorderde betaling van € 4.631,78, stellende dat hij voldoende bewijs had geleverd dat de verkoop het gevolg was van zijn eerdere bemiddeling. [gedaagden] betwistte de vordering en voerde aan dat de makelaar zijn werk niet goed had gedaan.
De kantonrechter oordeelde dat de makelaar recht had op een naar redelijkheid vast te stellen deel van de courtage, en dat [gedaagden] voordeel had gehad van de werkzaamheden van de makelaar. Uiteindelijk werd de courtage vastgesteld op € 3.630,- inclusief btw, met wettelijke rente vanaf 1 september 2019. De kantonrechter veroordeelde [gedaagden] tot betaling van in totaal € 4.118,- aan de makelaar, vermeerderd met proceskosten.