ECLI:NL:RBNHO:2020:5764

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
8238325
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot schadevergoeding na verkeersongeluk door onterecht remmen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting Stichting Budget, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende], en de naamloze vennootschap Unigarant N.V. De bewindvoerder heeft een vordering ingesteld tegen Unigarant, de WAM-verzekeraar van de bestuurder van een voertuig waarmee een aanrijding heeft plaatsgevonden. De vordering betreft een schadevergoeding van € 4200,00 als voorschot, vermeerderd met rente en kosten, naar aanleiding van een verkeersongeluk dat op 23 maart 2019 heeft plaatsgevonden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [rechthebbende] bestuurde een scooter en botste achterop een Volkswagen Polo, bestuurd door [bestuurder]. De politie heeft vastgesteld dat [bestuurder] heeft geremd door de noodzaak van het verkeer, maar [rechthebbende] was niet in staat om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen. De bewindvoerder stelt dat [bestuurder] zonder noodzaak heeft geremd, wat een gevaarzettende situatie heeft gecreëerd. Unigarant heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

De kantonrechter heeft de vordering van de bewindvoerder afgewezen, omdat deze onvoldoende heeft aangetoond dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade. De rechter oordeelde dat [bestuurder] een goede reden had om te remmen en dat [rechthebbende] zelf niet aan zijn verplichtingen voldeed om zijn scooter tijdig tot stilstand te brengen. De proceskosten zijn voor rekening van de bewindvoerder, die ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de bewindvoerder moet betalen voor de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8238325 \ CV EXPL 19-9809
Uitspraakdatum: 15 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting Stichting Budgetin haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende]
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: de bewindvoerder q.q. dan wel [rechthebbende]
gemachtigde: mr. B. Wernik
[toevoeging verleend aan [rechthebbende] onder nummer 4NO0353]
tegen
de naamloze vennootschap Unigarant N.V.
gevestigd te Hoogeveen
gedaagde
verder te noemen: Unigarant
gemachtigde: mr. A.J.J. le Poole.

1.Het procesverloop

1.1.
De bewindvoerder q.q. heeft bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen Unigarant ingesteld. Unigarant heeft schriftelijk geantwoord. Vervolgens is bij tussenvonnis van 22 januari 2020 een comparitie bepaald, die echter als gevolg van Covid-19 geen doorgang heeft gevonden. De bewindvoerder q.q. heeft vervolgens alsnog schriftelijk gereageerd, waarna Unigarant een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 23 maart 2019 is [rechthebbende] als bestuurder van een scooter op de Rijksstraatweg te Haarlem ter hoogte van nummer 582 achterop een Volkswagen Polo gereden, die werd bestuurd door [bestuurder] , hierna: [bestuurder] . Unigarant is de WAM-verzekeraar van [bestuurder] .
2.2.
De politie is ter plaatse gekomen en heeft de toedracht van het ongeval in een proces-verbaal als volgt beschreven:
“1 [ [rechthebbende] ] reed over de Rijksstraatweg ter hoogte van 582 in Haarlem, komende uit de richting van de Muiderslotweg, rijdend in de richting van het Marsmanplein. Voor 1 reed 2 [ [bestuurder] ] in dezelfde richting. Door de noodzaak van het verkeer geboden remde 2. Op dit moment was 1 niet in staat zijns voertuig tot stand te brengen binnen de afstand waarover de weg was te overzien en waarover deze vrij was. Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding met vermelde schade.”
2.3.
[rechthebbende] heeft ten gevolge van het ongeval letsel opgelopen aan beide handen.
2.4.
Bij brief van 14 juni 2019 heeft [rechthebbende] Unigarant aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van bedoeld ongeval geleden schade. Unigarant heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

3.De vordering

3.1.
De bewindvoerder q.q. vordert dat de kantonrechter Unigarant veroordeelt tot betaling van € 4200,00 als voorschot, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
De bewindvoerder q.q. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [bestuurder] zonder noodzaak heeft geremd en daarmee een gevaarzettende situatie heeft gecreëerd.

4.Het verweer

4.1.
Unigarant betwist de vordering. Bij de beoordeling zal zo nodig op de standpunten van Unigarant worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De bewindvoerder q.q. heeft bij conclusie van repliek nader gesteld dat [rechthebbende] voor het ongeval achter de auto van [bestuurder] stond te wachten voor een rood verkeerslicht. Voor de auto van [bestuurder] stond nog een zwarte bestelbus. Toen het verkeerslicht op groen sprong zijn beide auto’s en met enige vertraging opgetrokken. Eenmaal over de kruising zag [rechthebbende] dat de bestelbus was gestopt om achteruit in te parkeren, waarbij [bestuurder] een noodstop maakte evenals [rechthebbende] zelf die daarbij tegen de Volkswagen Polo is aangereden.
5.2.
Uit deze stellingen, gelezen in samenhang met het sub 2.2 genoemde politie proces-verbaal, volgt dat [bestuurder] niet zonder noodzaak heeft geremd, zodat de bewindvoerder q.q. onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom Unigarant als WAM-verzekeraar van [bestuurder] aansprakelijk zou kunnen zijn voor de schade van [rechthebbende] . Volgens de eigen stellingen van de bewindvoerder q.q. had [bestuurder] immers een goede reden om te remmen en was hij daar ook toe gehouden. Net als [rechthebbende] zelf die op grond van artikel 19 RVV gehouden was om zijn scooter tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg was te overzien en waarover deze vrij was. [rechthebbende] heeft dat niet gedaan en de schade die daardoor is ontstaan komt daarom voor zijn eigen rekening. Om die reden heeft zijn verzekeraar ook de schade die als gevolg van het ongeval was ontstaan aan de auto van [bestuurder] vergoed.
5.3.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de bewindvoerder q.q. zal afwijzen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder q.q., omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet geen reden om daarbij af te wijken van het toepasselijke liquidatietarief als door Unigarant betoogd; er is geen sprake van nodeloos veroorzaakte kosten. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
5.5.
Daarbij wordt de bewindvoerder q.q. ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Unigarant worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De nakosten worden overeenkomstig de richtlijnen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele sectoren en Kantonsectoren begroot op een half salarispunt conform het gebruikelijke liquidatietarief voor proceskosten tot een maximum van € 120,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Unigarant worden vastgesteld op een bedrag van € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van Unigarant, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Unigarant worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter