ECLI:NL:RBNHO:2020:5768

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
8474321
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van zorgpremie met betrekking tot zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde, die als verzekeringnemer betrokken was bij een zorgverzekeringsovereenkomst. Menzis heeft de gedaagde gedagvaard op 3 april 2020, omdat deze zijn verplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst niet was nagekomen. De gedaagde had facturen betreffende de zorgpremie van de hoofdverzekering en de aanvullende verzekering van de jaren 2011 en 2012 niet volledig betaald, ondanks herhaalde aanmaningen van Menzis. Er was eerder een betalingsregeling getroffen, maar deze was komen te vervallen omdat de gedaagde zich hier niet aan hield. Menzis vorderde een bedrag van € 1.476,92, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde heeft de vordering niet betwist, maar heeft wel zijn financiële situatie aangevoerd en verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hoogte en verschuldigdheid van de betalingsachterstand niet heeft weersproken. De kantonrechter heeft de vordering van Menzis toegewezen, met inachtneming van de reeds door de gedaagde gedane betalingen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.316,08, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor rekening van de gedaagde gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8474321 \ CV EXPL 20-1605
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V. ,
gevestigd te Wageningen
eiseres
verder te noemen: Menzis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 3 april 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Menzis heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Tussen Menzis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen overeenkomstig de bepalingen van de Zorgverzekeringswet. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] verplicht maandelijks bij vooruitbetaling premie te voldoen.
2.2.
[gedaagde] heeft facturen betreffende de zorgpremie van de hoofdverzekering en de aanvullende verzekering van premiejaren 2011 en 2012 niet volledig betaald. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft Menzis geen betalingen ontvangen van de verschuldigde bedragen. Partijen zijn in het verleden tot een betalingsregeling gekomen, die is komen te vervallen nadat [gedaagde] die niet nakwam. Daarna heeft [gedaagde] geprobeerd om opnieuw een betalingsregeling te treffen en heeft [gedaagde] ook een kwijtingsvoorstel ingediend.

3.De vordering

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1476,92, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1476,92 vanaf 3 april 2020.
3.2.
Menzis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] verzuimd heeft de zorgverzekeringspremie te voldoen. Menzis heeft in hoofdsom een bedrag van € 1.785,60 opeisbaar te vorderen van [gedaagde] . Daarbij maakt Menzis aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 300,00, omzetbelasting € 63,00 en vervallen rente € 358,39. [gedaagde] heeft inmiddels € 1.030,07 voldaan.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering niet. Wel heeft hij een beroep gedaan op zijn financiële situatie en om een betalingsregeling verzocht. Verder voert [gedaagde] aan dat het door hem ingediende verzoek tot finale kwijting niet is beantwoord door Menzis en dat de eerdere betalingsregeling is blijven bestaan.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de gestelde betalingsachterstand niet weersproken. Het standpunt van [gedaagde] dat de betalingsregeling is blijven bestaan wordt verworpen, aangezien Menzis heeft onderbouwd dat de regeling is beëindigd nadat [gedaagde] die niet nakwam. Het betoog van [gedaagde] dat het verzoek tot finale kwijting nooit is beantwoord door Menzis is eveneens weerlegd. Menzis heeft een brief overlegd, waaruit blijkt dat haar gemachtigde het verzoek tot finale kwijting van [gedaagde] heeft afgewezen. De kantonrechter gaat daarom ook hieraan voorbij. De gevorderde hoofdsom plus daarover reeds verschenen rente zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1.113,92 (€ 1.785,60 -/- € 671,68).
5.2.
[gedaagde] voert aan dat hij door zijn financiële situatie de vordering niet kan betalen. Dit kan niet leiden tot afwijzing van de vordering. De kantonrechter begrijpt dat deze omstandigheden voor [gedaagde] zeer vervelend zijn. Echter nu vaststaat dat [gedaagde] dit bedrag aan Menzis is verschuldigd, is Menzis gerechtigd om betaling te vorderen. Voor een betalingsregeling moet [gedaagde] zich dan ook wenden tot de gemachtigde van Menzis, aangezien de kantonrechter dit niet kan vaststellen.
5.3.
De wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding is als onbetwist toewijsbaar.
5.4.
Menzis maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten hebben betrekking op vorderingen ter zake waarvan het verzuim vóór 1 juli 2012 is ingetreden. Voor zover sprake is van verzuim vóór 1 juli 2012 moet de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten worden beoordeeld aan de hand van het Rapport Voorwerk II. Uitgaande daarvan zullen de incassokosten voor die periode worden toegewezen overeenkomstig het bij het Rapport Voorwerk II behorende tarief, te weten tot een bedrag van € 167,08. De btw daarover bedraagt € 35,08.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Menzis van € 1.316,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.113,92 vanaf 3 april 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Menzis tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,09
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 240,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Flipse op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter