ECLI:NL:RBNHO:2020:5776

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
7339061 \ CV FORM 18-9911
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, die met Finnair een vervoersovereenkomst hadden gesloten, compensatie gevorderd voor een vertraging van hun vlucht van Bangkok naar Amsterdam via Helsinki op 27 oktober 2017. De vlucht van Bangkok naar Helsinki had een vertraging van 1 uur en 24 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten en uiteindelijk met een vertraging van 16 uur op hun eindbestemming aankwamen. Finnair heeft geweigerd om compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Helsinki. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat Finnair niet heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van de vlucht niet volledig te wijten was aan de weersomstandigheden, en dat de korte overstaptijd van 70 minuten onvoldoende was om de passagiers in staat te stellen hun aansluitende vlucht te halen. De vordering tot betaling van € 1.380,00 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De beslissing werd genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7339061 \ CV FORM 18-9911
Uitspraakdatum: 8 juli 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar het recht van Finland
Finnair Oyj,
gevestigd te Helsinki (Finland)
verwerende partij
verder te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. W.O. Russell

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 november 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 februari 2018.
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 2 december 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van Finnair, ingekomen ter griffie op 28 januari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Bangkok, Thailand via Helsinki, Finland naar Amsterdam-Schiphol Airport op 27 oktober 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Bangkok naar Helsinki is met een vertraging van één uur en 24 minuten uitgevoerd. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt waarna zij met een vertraging van 16 uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Finnair te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 november 2017 tot de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten,
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Finnair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Finnair betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat Finnair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Finnair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
Finnair heeft aangevoerd dat op en rond 27 oktober 2017 sprake was van slechte weersomstandigheden in Helsinki. De temperatuur was grotendeels onder de nul graden Celsius. Het regende en het sneeuwde de hele dag. Dit zorgde gedurende de gehele dag voor vertragingen en de Finse luchtverkeersleiding heeft als gevolg van de slechte weersomstandigheden beperkingen opgelegd, aldus Finnair. De voorafgaande vlucht is als gevolg hiervan met een vertraging van 1 uur en 18 minuten uitgevoerd. Hiervan is 33 minuten vertraging ontstaan doordat sneeuw moest worden verwijderd van de startbaan en 45 minuten vertraging is veroorzaakt doordat de bevrachting van het toestel werd bemoeilijkt. Uiteindelijk is de voorafgaande vlucht met een vertraging van 55 minuten in Bangkok aangekomen. Vervolgens kreeg de vlucht in kwestie te maken met ATC-restricties op de luchthaven, waarna de vlucht met een vertraging van één uur en zes minuten is vertrokken. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van één uur en 24 minuten in Helsinki aangekomen. Daardoor hebben de passagiers de aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat Finnair voldoende heeft aangetoond dat de voorafgaande vlucht vanwege de slechte weersomstandigheden vertraagd is uitgevoerd. De passagiers hebben de weersomstandigheden niet betwist, maar stellen zich op het standpunt dat de slechte weersomstandigheden geen buitengewone omstandigheid kunnen opleveren, omdat de slechte weersomstandigheden de uitvoering van de vlucht in kwestie niet hebben verhinderd en dat er andere omstandigheden aan de vertraging van de voorafgaande vlucht ten grondslag liggen. Finnair heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de vluchten door hetzelfde toestel zijn uitgevoerd. De weersomstandigheden tijdens de voorafgaande vlucht zijn dan ook van directe invloed op de uitvoering van de vlucht in kwestie. Ten aanzien van de door de passagiers genoemde andere mogelijke redenen voor vertraging heeft Finnair gemotiveerd weerlegd dat vertraging is ontstaan vanwege een andere oorzaak dan de weersomstandigheden. Finnair heeft vervolgens gemotiveerd onderbouwd dat de vertraging van de vlucht is opgelopen met 11 minuten vanwege ATC restricties afgegeven door luchtverkeersbeheer. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beantwoorden is of Finnair alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De kantonrechter dient hierbij ook te toetsen of Finnair rekening heeft gehouden met voldoende reservetijd. Ingevolge het Eglitis arrest (12 mei 2011, nr C-294/10) dient de luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd te voorzien die haar in staat stelt om, indien mogelijk, de vlucht volledig uit te voeren na afloop van buitengewone omstandigheden. De passagiers stellen dat Finnair slechts een overstaptijd van 70 minuten heeft ingepland. Hierdoor zou een korte vertraging er al toe leiden dat de passagiers hun overstap niet konden halen. Finnair heeft niet betwist dat de overstaptijd tussen de vluchten onvoldoende is. Evenmin heeft zij aangevoerd wat de Minimum Connecting Time op Helsinki voor de onderhavige vlucht is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat Finnair alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
4.7.
Nu Finnair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Finnair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag dat het vorderingsformulier A op de griffie is ontvangen, te weten op 12 november 2018.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van Finnair omdat deze ongelijk krijgt.
4.11.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 27 oktober 2017 en de wettelijke rente over € 180,00 vanaf 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 226,00 aan griffierecht en € 180,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open