In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Icelandair wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht FI501 op 3 april 2018 van Amsterdam naar Reykjavik. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Icelandair betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een computerstoring bij Eurocontrol, die de vluchtplanning beïnvloedde. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging inderdaad was veroorzaakt door deze storing, die als een buitengewone omstandigheid werd aangemerkt. De rechter concludeerde dat de vertraging die aan de buitengewone omstandigheden kon worden toegeschreven, moest worden afgetrokken van de totale vertraging. Aangezien na deze aftrek de vertraging minder dan drie uur bedroeg, werd de vordering van de passagier afgewezen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.