In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 juli 2020 uitspraak gedaan over de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie onvoldoende gewaarborgd kan worden, waardoor een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De zorgen rondom [de minderjarige] bevinden zich op de rand tussen een open en een gesloten plaatsing, maar er is momenteel geen plek beschikbaar in een open setting. De kinderrechter heeft de eerder verleende spoedmachtiging, die oorspronkelijk voor vier weken was, verkort tot twee weken, tot 17 juli 2020, om te voorkomen dat [de minderjarige] langer dan nodig gesloten geplaatst blijft.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer heeft verzocht om bekrachtiging van de spoedmachtiging, omdat [de minderjarige] zich niet laat sturen door haar ouders en in onveilige situaties terechtkomt. De ouders, de moeder en de vader, hebben beiden hun zorgen geuit over de situatie van [de minderjarige] en hopen op een passende plek voor haar. Horizon, de instelling waar [de minderjarige] verblijft, heeft ook aangegeven dat de gesloten plaatsing zo kort mogelijk moet duren en dat er snel een open plek gevonden moet worden.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en haar verleden. Ondanks de zorgen is de kinderrechter van mening dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is, maar dat deze zo kort mogelijk moet duren. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, met de opdracht aan het college om een passende open plek te vinden voor [de minderjarige].