ECLI:NL:RBNHO:2020:5807

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
6983361 \ CV EXPL 18-4738
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagier en rechtsgeldigheid van cessie

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hongkong, een vordering ingesteld tegen Qatar Airways Q.C.S.C. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Qatar Airways voor een reis van Amsterdam naar Doha en aansluitend naar Dubai op 11 en 12 april 2017. Door een vertraging van 26 minuten op de vlucht van Amsterdam naar Doha miste de passagier haar aansluitende vlucht naar Dubai. Airhelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Qatar Airways betwistte de vordering en voerde aan dat het vorderingsrecht van de passagier niet voor cessie vatbaar was.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de overdraagbaarheid van de vordering op grond van de Verordening niet uitgesloten was. De kantonrechter volgde de stelling van Qatar Airways niet dat het vorderingsrecht een hoogstpersoonlijk karakter heeft en dus niet overdraagbaar is. De rechter concludeerde dat de cessie rechtsgeldig was en dat Airhelp voldoende had aangetoond dat de passagier recht had op compensatie. De kantonrechter oordeelde dat de luchthaven van de omgeboekte vlucht als eindbestemming kon worden aangemerkt, en dat Qatar Airways gehouden was tot betaling van compensatie. Uiteindelijk werd Qatar Airways veroordeeld tot betaling van € 300,00 aan Airhelp, vermeerderd met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6983361 \ CV EXPL 18-4738
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hongkong
Airhelp Limited
gevestigd te Hongkong (China)
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Qatar Airways Q.C.S.C.
gevestigd te Doha (Qatar)
gedaagde
hierna te noemen Qatar Airways
gemachtigde mr. J.J. Croon

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 30 mei 2018 een vordering tegen Qatar Airways ingesteld. Qatar Airways heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. Airhelp heeft hierop schriftelijke gereageerd. Bij vonnis van 16 januari 2019 heeft de kantonrechter Airhelp bevolen om zekerheid te stellen. Bij akte van 13 maart 2019 heeft Qatar Airways de kantonrechter geïnformeerd dat Airhelp zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten.
1.2.
Airhelp heeft vervolgens schriftelijk gereageerd in de hoofdzaak, waarna ook Qatar Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven in de hoofdzaak.

2.De feiten

2.1.
Passagier [passagier] (hierna: de passagier) heeft met Qatar Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Qatar Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Doha Hamad International Airport (Qatar) en aansluitend naar Dubai al Maktoum International Airport (Verenigde Arabische Emiraten) op 11 en 12 april 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Doha met vluchtnummer QR276 had als geplande vertrektijd 22:35 uur lokale tijd en geplande aankomsttijd 05:50 uur lokale tijd (op 12 april 2017). De aansluitende vlucht van Doha naar Dubai al Maktoum International Airport (DWC) met vluchtnummer QR1028 had als geplande vertrektijd 06:50 uur en geplande aankomsttijd 08:55 uur lokale tijd.
2.3.
Vlucht QR276 is met een vertraging van 26 minuten te Doha aangekomen, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht EK842. Deze vlucht is om 11:56 uur lokale tijd aangekomen op Dubai International Airport (DBX).
2.4.
De passagier heeft compensatie van Qatar Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Qatar Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Qatar Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Qatar Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Qatar Airways betwist de vordering. Zij voert primair aan dat het vorderingsrecht van de passagier niet voor cessie vatbaar is. Subsidiair voert Qatar Airways aan dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Meer subsidiair voert Qatar Airways aan dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan en uiterst subsidiair voert Qatar Airways aan dat het gevorderde bedrag dient te worden gematigd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Qatar Airways voert aan dat het doel van de Verordening is om een hoog niveau van bescherming voor passagiers te bieden. Het eventuele recht op compensatie heeft volgens Qatar Airways een hoogstpersoonlijk karakter, namelijk een vergoeding voor het persoonlijk geleden ongemak als gevolg van tijdverlies. De aard van het vorderingsrecht verzet zich derhalve tegen overdracht, aldus Qatar Airways. De kantonrechter volgt deze stelling van Qatar Airways niet. De overdraagbaarheid van een vordering op grond van de Verordening is niet in de Verordening uitgesloten, terwijl een dergelijke vordering tot compensatie in het algemeen niet zozeer aan de persoon van de schuldeiser zal zijn gebonden dat zij naar haar aard niet voor overdracht vatbaar is. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen de overdraagbaarheid van hun vorderingsrechten bij beding hebben uitgesloten. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer van Qatar Airways.
5.3.
Qatar Airways voert subsidiair aan dat met het assignment form geen rechtsgeldige cessie in de zin van artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek tot stand is gekomen, omdat het betreffende document tweeledig is opgesteld en daarmee niet voldoet aan de vereisten van rechtsgeldige cessie. Uit het document blijkt immers dat sprake is van een akte van cessie waarmee Airhelp de eigenaar van de compensatie vordering zou moeten zijn en – indien dit niet wordt gehonoreerd- als een volmacht om namens de passagier in rechte op te treden, aldus Qatar Airways. De kantonrechter volgt ook deze stelling van Qatar Airways niet. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat de bewoordingen van het assignment form er geen misverstand over laten bestaan dat de vordering van de passagier in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp en dat het assignmentformulier kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat sprake is van een rechtsgeldige cessie.
5.4.
Meer subsidiair heeft Qatar Airways aangevoerd dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Airhelp heeft gesteld dat de vluchten of één van de vluchten was verstoord. Door Airhelp wordt niet gesteld welke vlucht was verstoord en wat de duur van de vertraging is geweest, aldus Qatar Airways. Voorts heeft Airhelp geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de passagiers zich tijdig hebben gemeld bij de incheckbalie dan wel dat de passagiers zich überhaupt hebben gemeld bij de incheckbalie. Tevens blijkt uit productie 1 bij dagvaarding dat de passagiers op beide vluchten geen stoelnummer toegewezen hebben gekregen, aldus nog steeds Qatar Airways.
5.5.
Ten aanzien van het verweer dat het op de weg ligt van Airhelp om aan te tonen dat de passagier zich (tijdig) bij de incheckbalie heeft gemeld, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit het arrest van het Hof van 24 oktober 2019 (C‑756/18) volgt dat een vordering tot compensatie niet mag worden geweigerd louter op de grond dat de passagiers niet hebben aangetoond, aan de hand van een instapkaart, dat zij zich bij de incheckbalie hebben gemeld. Dit tenzij de luchtvaartmaatschappij heeft aangetoond dat de passagiers niet met de vertraagde vlucht zijn vervoerd, hetgeen zich hier niet voordoet. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer van Qatar Airways. Het verweer van Qatar Airways dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan, slaagt evenmin. Daartoe wordt overwogen dat Airhelp alsnog bij repliek de juiste feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. Uit het feit dat Airhelp dit niet bij dagvaarding hebben gedaan volgt niet redelijkerwijs dat de vordering in het onderhavige geval niet meer voor toewijzing gereed ligt. Qatar Airways heeft immers nog de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Voorts neemt de kantonrechter in aanmerking dat Qatar Airways over de betreffende informatie beschikt.
5.6.
Met Qatar Airways is de kantonrechter van oordeel dat indien een passagier is omgeboekt naar een andere luchthaven binnen dezelfde stad of regio, de luchthaven van de omgeboekte vlucht kan gelden als de eindbestemming van de passagier, in de zin van de Verordening. Uit artikel 8 lid 3 van de Verordening volgt immers dat het (enige) gevolg dat de Verordening verbindt aan het omboeken naar een andere luchthaven binnen dezelfde stad of regio, is dat de luchtvaartmaatschappij de kosten van de passagier vergoedt met betrekking tot de reis naar de andere luchthaven of een andere overeengekomen bestemming. Niet in geschil is dat Dubai al Maktoum International Airport en Dubai International Airport in dezelfde stad of regio zijn gelegen. Dit betekent dat Dubai International Airport als nieuwe eindbestemming kan worden aangemerkt. Anders dan Airhelp betoogt, heeft Qatar Airways de passagier dus wel naar de (nieuwe) eindbestemming vervoerd. Daarbij wordt opgemerkt dat in het vonnis van deze rechtbank van 27 maart 2019 met zaaknummer 6982917 / CV EXPL 18-4714 (productie 9 bij repliek) waarnaar Airhelp heeft verwezen, er kennelijk vanuit is gegaan dat de betreffende luchthavens niet in dezelfde stad of regio waren gelegen als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Vast staat dat de passagier op de nieuwe eindbestemming (Dubai International Airport) om 11:56 uur lokale tijd is aangekomen en dus met een vertraging 3 uur en 1 minuut, terwijl Qatar Airways zich niet op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening heeft beroepen. Dit betekent dat Qatar Airways gehouden is compensatie aan Airhelp te voldoen. In het onderhavige geval week de aankomsttijd op de nieuwe eindbestemming meer dan drie uur, maar minder dan vier uur af van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht. Niet in geschil is dat de onderhavige vlucht geen vlucht is als bedoeld onder artikel 7 lid 2 sub a en b van de Verordening. Op grond van artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening dient het compensatiebedrag dan ook te worden gehalveerd. De vordering tot betaling van de hoofdsom is daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 300,00. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat Airhelp wettelijke rente heeft gevorderd met ingang van “datum vlucht”. De vlucht van de passagier was echter verspreid over twee dagen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 12 april 2017, zijnde de datum waarop de passagier met vertraging op de eindbestemming is aangekomen.
5.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Qatar Airways heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.9.
Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Qatar Airways tot betaling aan Airhelp van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 april 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter