ECLI:NL:RBNHO:2020:5867

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
7884039 CV EXPL 19-9674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in algemene voorwaarden luchtvaartmaatschappij vernietigd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij El Al Israel Airlines Ltd. De passagier had een vordering ingesteld tegen El Al vanwege een vertraagde vlucht op 5 februari 2019 van Amsterdam-Schiphol naar Tel Aviv. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. El Al betwistte de vordering en voerde aan dat de passagier zich eerst zelf bij hen had moeten melden voordat hij een claim indiende via een gemachtigde. Dit was vastgelegd in artikel 2.4.4 van de algemene voorwaarden van El Al.

De kantonrechter oordeelde dat dit beding in de algemene voorwaarden oneerlijk was en vernietigd moest worden. De rechter stelde vast dat het beding de passagier belemmerde in het indienen van een claim en dat er geen gerechtvaardigd belang was voor El Al om dit beding te handhaven. Hierdoor werd de passagier in zijn vordering ontvangen en werd El Al veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de passagier de proceskosten moest dragen, omdat hij rauwelijks had gedagvaard zonder El Al eerst een redelijke termijn te geven om de claim te onderzoeken. De proceskosten voor El Al werden vastgesteld op € 72,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7884039 CV EXPL 19-9674
Uitspraakdatum: 22 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[passagier]
wonende te [woonplaats], Israël
eiser,
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
El Al Israel Airlines Ltdgevestigd te Tel Aviv, Israël, tevens kantoorhoudende te Amstelveen
verder te noemen: El Al
gemachtigde: mr. P.M. Jongeling

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 mei 2019 een vordering tegen El Al ingesteld. El Al heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met El Al een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan El Al de passagier op 5 februari 2019 zou vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Tel Aviv met vluchtnummer LY338, hierna: de vlucht.
2.2.
El Al heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd.
2.3.
In artikel 2.4.4 van de algemene voorwaarden van El Al is het volgende bepaald:
“We will not process any claims submitted by a third party if the passenger concerned has not submitted the claim directly to us and allowed us reasonable time to respond directly tot hem before engaging thirds parties to claim on their behalf. For this section reasonable time is 30 working days or such time as prescribed by applicable law (whichever is lesser).

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat El Al, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00, aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier stelt dat El Al te kort is geschoten in haar verplichting de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat El Al vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
El Al betwist de vordering. Zij voert aan dat uit haar algemene voorwaarden volgt dat de passagier zich bij een claim in eerste instantie zelf dient te melden bij El Al. Dit is in het onderhavige geval niet gebeurd. El Al betwist, zoals door de passagier gesteld, dat Airhelp op enig moment een bedrag aan compensatie van El Al zou hebben gevorderd in verband met de op 5 februari 2019 vertraagde vlucht, noch heeft de gemachtigde van de passagier haar op 1 april 2019 aangeschreven. Nu de betreffende brieven niet bij de dagvaarding zijn gevoegd, kan daar ook niet op gereageerd worden, aldus El Al. Als de passagier zich conform de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden eerst bij El Al had gemeld, was en is zij bereid om een bedrag van € 400,00 aan de passagier te betalen, aldus El Al.
4.2.
El Al betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.
4.3.
El Al meent dat de passagier door zijn wijze van procederen onnodig kosten heeft gemaakt. Zij vordert dan ook primair de passagier in de proceskosten te veroordelen, subsidiair om de proceskosten te compenseren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
5.2.
El Al doet een beroep op artikel 2.4.4 van haar algemene voorwaarden. De eerste vraag die aldus beantwoord dient te worden is of vorengenoemd artikel rechtsgeldig is. De kantonrechter overweegt als volgt. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Deze bepaling moet, waar nodig, worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L95/29, hierna: de Richtlijn).
5.3.
De Richtlijn bepaalt in artikel 3 lid 1 dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De bijlage bij de Richtlijn bevat een lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Deze lijst (ook wel: de blauwe lijst) heeft een indicatief en illustratief karakter in die zin dat de daarop vermelde veelvoorkomende bedingen niet noodzakelijkerwijs als oneerlijk moeten worden beschouwd.
Onder q) van de blauwe lijst is opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: ‘het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren (…)’.
Per geval zal de bevoegde rechter moeten beoordelen of, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, het desbetreffende beding ook daadwerkelijk, ten nadele van de consument en in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoort.
5.4.
In het licht van het voorgaande acht de kantonrechter voor de beoordeling van het beding de volgende omstandigheden van belang. Het beding maakt het voor passagiers moeilijker om hun vordering te gelde te maken. Zij dienen zich immers eerst zelf tot de luchtvaartmaatschappij te wenden, alvorens zij zich kunnen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Daarmee valt het beding aan te merken als een beding als bedoeld in de bij de Richtlijn gevoegde bijlage onder punt 1 sub q. Daarnaast valt niet in te zien welk gerechtvaardigd belang El Al heeft bij het beding.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal artikel 2.4.4 van de algemene voorwaarden van El Al naar het oordeel van de kantonrechter als oneerlijk in de zin van de Richtlijn en daarom als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Vernietiging van het beding heeft tot gevolg dat de passagier in zijn vordering zal worden ontvangen.
5.6.
Ten aanzien van de gevorderde compensatievergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. El Al heeft de stellingen van de passagier, dat Airhelp dan wel de gemachtigde van de passagier zich tot El Al heeft gewend, betwist. De passagier heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gereageerd op het verweer van El Al, zodat de feiten en omstandigheden hiermee zijn komen vast te staan. El Al heeft evenwel aangegeven bereid te zijn aan de passagier een bedrag van € 400,00 in verband met de vertraagde uitvoering van vlucht LY338 te voldoen. De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen.
5.7.
Anders dan El Al is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente over de compensatie toewijsbaar is vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente over de compensatie worden toegewezen zoals gevorderd vanaf 5 februari 2019.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. El Al heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Zij merkt daarbij nog op dat als de passagier zich rechtstreeks tot El Al zou hebben gewend, El Al de vergoeding van € 400,00 reeds zou hebben voldaan. De kantonrechter begrijpt dat El Al daartoe een beroep doet op artikel 2.4.4 van haar algemene voorwaarden, welk beding de kantonrechter in overweging 5.5 reeds heeft vernietigd, zodat de kantonrechter aan dit verweer van El Al voorbij gaat. Echter, niet gebleken is dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
5.9.
El Al betwist voorts proceskosten verschuldigd te zijn. Zij voert daartoe aan dat de passagier de procedure onnodig is gestart, nu haar geen redelijke termijn is gegund om uit te zoeken of de claim van de passagier terecht is en om bij gebleken juistheid van de vordering de claim aan de passagier uit te betalen. De kantonrechter begrijpt dat El Al meent dat er sprake is van rauwelijks dagvaarden. Dit verweer van El Al slaagt. Zoals reeds in overweging 4.6 aan de orde is geweest, is niet vast komen te staan dat de (gemachtigde van de) passagier, voordat deze tot dagvaarden van El Al is overgegaan, zich tot El Al heeft gewend. Daarbij heeft El Al aangegeven bereid te zijn tot uitbetaling van de compensatievergoeding aan de passagier over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de proceskosten onnodig zijn gemaakt en daarom voor rekening van de passagier dienen te komen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt El Al tot betaling aan de passagier van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor El Al worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00 aan salaris van de gemachtigde van El Al;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter