ECLI:NL:RBNHO:2020:5927

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
8100777
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lesgeld en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een overeenkomst van opdracht voor een opleiding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Fabius Opleidingen B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zich had ingeschreven voor een opleiding tot receptioniste/telefoniste. De vordering betreft een bedrag van € 1.203,81, vermeerderd met wettelijke rente, alsook de proceskosten. Fabius heeft gesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven met het betalen van de maandelijkse termijnen van het lesgeld, ondanks herhaalde aanmaningen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten tussen partijen, waarbij Fabius zich verbond tot het verzorgen van onderwijs en de gedaagde zich verbond tot betaling van lesgeld. De kantonrechter heeft de vordering van Fabius toegewezen, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij de overeenkomst heeft opgezegd of dat hij niet heeft deelgenomen aan de opleiding. Tevens is geoordeeld dat de gedaagde wettelijke rente verschuldigd is over het openstaande bedrag. De kantonrechter heeft ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat Fabius voldoende bewijs heeft geleverd van de verzending van aanmaningen naar het juiste adres van de gedaagde. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, omdat hij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8100777 \ CV EXPL 19-7711 TB
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fabius Opleidingen B.V.
gevestigd te Oosterhout
eiseres
verder te noemen: Fabius
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.H. Prins

1.Het procesverloop

1.1.
Fabius heeft bij dagvaarding van 25 september 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Fabius heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Bij tussenvonnis van 20 mei 2020 is Fabius in de gelegenheid gesteld om het
informatieformulier voor zaken waarin de gedaagde een natuurlijk persoon isin te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen bij akte, te nemen op de rol van 10 juni 2020.
1.4.
Fabius heeft daaraan voldaan.
1.5.
[gedaagde] heeft hierop gereageerd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft zich ingeschreven voor een opleiding receptioniste/telefoniste bij Fabius. Fabius heeft middels een factuur op 13 juli 2018 een bedrag van € 1.000,00 in rekening gebracht terzake de opleiding receptioniste/telefoniste. Overeengekomen is dat betaling daarvan zal plaatsvinden in maandelijkse termijnen.
2.2.
Fabius heeft [gedaagde] meermalen verzocht om tot betaling van de maandelijkse termijnen over te gaan. Ondanks betalingsherinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] de maandelijkse termijnen onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
Fabius vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1203,81 vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.000,00 te berekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en vordert voorts veroordeling in de proceskosten.
3.2.
Fabius legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich heeft ingeschreven voor een opleiding receptioniste/telefoniste bij Fabius en dat [gedaagde] een bedrag van € 1.000,00 lesgeld verschuldigd is.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat onduidelijk is of hij zelf gehouden is tot betaling aan Fabius en voor welk bedrag.
4.2.
Voorts betwist [gedaagde] ontvangst van de aanmaningen van Fabius.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] zich heeft ingeschreven voor de opleiding receptioniste/telefoniste bij Fabius. Fabius onderbouwt het bestaan van de overeenkomst met [gedaagde] met een ingevuld en door [gedaagde] ondertekend inschrijfformulier waarop [gedaagde] zijn gegevens heeft ingevuld en zijn voorkeuren heeft aangegeven. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee de tussen partijen gesloten overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De overeenkomst voorziet er in dat Fabius zich jegens [gedaagde] verbindt tot het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het verzorgen van onderwijs en [gedaagde] zich jegens Fabius verbindt tot betaling van lesgeld.
5.2.
De kantonrechter heeft bij de beoordeling van de vordering ambtshalve getoetst aan het dwingende consumentenrecht. Deze toets geeft geen aanleiding de vordering geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
5.3.
Fabius beroept zich niet op een annuleringsbeding in de algemene voorwaarden, maar op nakoming van de overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] lesgeld is verschuldigd. Artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. [gedaagde] als niet-professionele opdrachtgever, is in geval van opzegging, slechts tot betaling van onkosten en eventueel van loon gehouden (artikelen 7:408 lid 3, 7:406 en 7:411 BW). [gedaagde], bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft echter niet aangevoerd dat hij de overeenkomst heeft opgezegd of dat hij in het geheel niet heeft deelgenomen aan de opleiding op grond waarvan zou moeten worden afgeleid dat hij de overeenkomst heeft opgezegd.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom van Fabius toewijsbaar.
5.5.
Omdat [gedaagde] de factuur niet heeft betaald, is hij wettelijke rente verschuldigd zoals door Fabius gevorderd.
5.6.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. [gedaagde] betwist de ontvangst van de aanmaningen, waaronder de veertiendagenbrief, omdat hij in 2019 meerdere adressen heeft gehad. Fabius heeft gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat haar incasso tussenpersoon aanmaningsbrieven naar [gedaagde] heeft gestuurd. Fabius heeft een kopie van de aanmaningen overgelegd. Uit de overgelegde kopieën blijkt dat deze allen zijn verstuurd naar het adres [adres] te [plaats]. Dit is hetzelfde adres als waar de dagvaarding aan is betekend. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat er mogelijk iets is misgegaan bij de verzending. De kantonrechter acht het ook niet aannemelijk dat geen van de overgelegde brieven, die zijn opgesteld door Fabius en de gemachtigde van Fabius, het daarin vermelde adres van [gedaagde] hebben bereikt. Van [gedaagde] mag worden gevergd dat hij voldoende feitelijke gegevens aanvoert ter staving van zijn stelling dat hij de brieven niet heeft ontvangen. De enkele stelling dat hij de brieven niet heeft ontvangen, is onvoldoende. De door de gemachtigde van Fabius verzonden aanmaning van 28 mei 2019 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Fabius van € 1.203,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.000,00 dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Fabius tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,07
griffierecht € 486,00
salaris gemachtigde € 360,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter