Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde1],
[gedaagde2], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde1],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de brief van de zijde van [gedaagde1] c.s. van 11 juni 2020 met aanvullende producties 1 t/m 6
- de mondelinge behandeling op 26 juni 2020
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde1] c.s.
- het op zitting gedane verzoek van partijen om aanhouding van de zaak tot 24 juli 2020 ten behoeve van een eventueel te bereiken schikking
- de brief van de zijde van [gedaagde1] c.s. van 16 juli 2020 met daarin het verzoek om vonnis te wijzen.
2.De feiten
4.Beslissing
3.Het geschil
5.De beslissing
doch alleenvoor wat betreft de verdeling van de verkoopopbrengst zoals bepaald in het vonnis onder r.o. 5.1 onder iii) en de bekrachtiging van dat deel van het vonnis in het arrest van het hof,