ECLI:NL:RBNHO:2020:6027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 19/4898 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake griffierecht en bezorging aangetekende post

Op 7 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposant [X] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep. Het beroep was ingesteld naar aanleiding van het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 9 september 2019, dat betrekking had op door de ontvanger van de Belastingdienst doorgevoerde verrekeningen van teruggaven met openstaande vorderingen. De rechtbank had eerder, op 17 januari 2020, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant stelde verzet in tegen deze uitspraak, waarbij hij zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.H. Weermeijer. De ontvanger werd vertegenwoordigd door [A].

Tijdens de zitting op 26 juni 2020 voerde opposant aan dat de niet-ontvankelijkverklaring wegens niet-tijdige betaling van het griffierecht niet had mogen plaatsvinden, omdat de aangetekende nota met het betalingsverzoek niet was aangeboden en bezorgd. De rechtbank overwoog dat, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, als een stuk aangetekend is verzonden en de betrokkene de ontvangst ontkent, er onderzocht moet worden of het stuk op regelmatige wijze is aangeboden. De griffier had opposant op 7 november 2019 in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken te voldoen, en deze brief was volgens het Track & Trace-systeem op 11 november 2019 op het opgegeven kantooradres bezorgd.

De rechtbank concludeerde dat de bezorging van de aangetekende nota op het juiste adres had plaatsgevonden en dat opposant zelf verantwoordelijk was voor de ontvangst van post op het verzamelgebouw waar zijn kantoor was gevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de ontvangst van de aangetekende brief en dat het verzet ongegrond was. De uitspraak van 17 januari 2020 bleef daarmee in stand, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels, en werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4898 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2020 op het verzet van

[X], te [Z], opposant

(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 9 september 2019 betreffende een aantal door de ontvanger van de Belastingdienst (de ontvanger) doorgevoerde verrekeningen van teruggaven met op dat moment volgens de ontvanger nog openstaande vorderingen.
Bij uitspraak van 17 januari 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de ontvanger is verschenen [A].

Overwegingen

1. Opposant neemt het standpunt in dat niet-ontvankelijkverklaring wegens niet-tijdige betaling van het griffierecht achterwege moet blijven, omdat de aangetekende nota met het betalingsverzoek niet is aangeboden en bezorgd. Hier is vaste jurisprudentie over. De nota griffierecht is nimmer ontvangen. [B] is een eenmanszaak zonder personeel. Ter zitting verklaart (de gemachtigde van) opposant dat zijn kantoor is gevestigd in een verzamelgebouw. Er zijn daar veel andere bedrijven gevestigd. Er zijn meerdere bedrijven die hetzelfde adres, [a], hebben. Poststukken worden bij de receptie in ontvangst genomen en daarna in zijn postvak gelegd, aldus nog steeds opposant.
2. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet, indien een stuk aangetekend is verzonden en de betrokkene de ontvangst ervan ontkent, onderzocht worden of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de betrokkene is aangeboden (zie het arrest van 3 april 2009, nr. 08/00645, ECLI:NL:HR:2009:BH9194).
3. Vaststaat dat de griffier opposant bij aangetekende brief van 7 november 2019 in de gelegenheid heeft gesteld het griffierecht binnen twee weken te voldoen. Deze brief is gericht aan het door opposant opgegeven kantooradres [a]. Blijkens het Track & Trace-systeem van PostNL is deze brief op 11 november 2019 op dit adres bezorgd. Voor ontvangst is getekend door “Y”. Opposant heeft niet zelf voor ontvangst getekend. Dit ziet de rechtbank ook terug in andere aangetekend verzonden stukken. De jurisprudentie waarop opposant zich beroept heeft geen betrekking op de onderhavige situatie. De rechtbank gaat ervan uit dat bezorging van de aangetekende nota op het juiste adres heeft plaatsgevonden. Opposant heeft er zelf voor gekozen dat voor hem bestemde post wordt ontvangen in het verzamelgebouw. De omstandigheid dat aangetekende post hem niet altijd (tijdig) bereikt, komt dan ook voor zijn rekening en risico. Opposant heeft ook overigens geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden betwijfeld dat het aangetekende stuk niet op het kantooradres van de gemachtigde is ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam vast staat dat de brief van 7 november 2019 op regelmatige wijze aan het adres van (de gemachtigde van) opposant is aangeboden.
4. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak op goede gronden geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het verzet tegen die uitspraak moet daarom ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.