ECLI:NL:RBNHO:2020:6037

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
7780127 \ CV EXPL 19-6742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door no-shows van passagiers

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines Inc. wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Atlanta en vervolgens naar San Jose. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Delta betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door 'no-shows' van andere passagiers, waardoor bagage van boord moest worden gehaald. De kantonrechter oordeelde dat Delta onvoldoende had aangetoond dat de passagiers hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen, ondanks de vertraging. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht als een buitengewone omstandigheid kan worden gekwalificeerd, maar dat Delta niet had aangetoond dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden. De vordering van de passagiers werd toegewezen, en Delta werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 plus wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7780127 / CV EXPL 19-6742
Uitspraakdatum: 5 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Delta
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 4 april 2019 een vordering tegen Delta ingesteld. Delta heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Delta een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Delta de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Atlanta, Verenigde Staten met vlucht DL75 en van Atlanta naar San Jose, Costa Rica met vlucht DL325 op 14 april 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Delta gevorderd in verband met deze vertraging.
2.4.
Delta heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Delta, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Delta vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Delta betwist de vordering. Zij heeft hiertoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Primair voert Delta dat niet is gebleken dat de passagiers de aansluitende vlucht gemist hebben vanwege een vertraging van de vlucht vanaf Amsterdam. Het toestel dat vlucht DL75 zou uitvoeren stond tijdig gereed voor vertrek. Bij sluiting van de gate bleek dat niet alle passagiers zich hadden gemeld: er was sprake van “no-shows”. De desbetreffende passagiers hadden bagage ingecheckt die reeds aan boord van het toestel was geladen. Op grond van geldende regelgeving mag een toestel niet vertrekken indien bagage van “no-shows” aan boord is gebracht. Delta is op zoek gegaan naar de bagage en heeft deze zo spoedig mogelijk gelost. De vlucht is als gevolg van voorgaande met een vertraging van 21 minuten te Atlanta gearriveerd (17:02 uur lokale tijd), aan gate E12 in de E terminal. De aansluitende vlucht naar San Jose (DL325) stond gepland om - eveneens vanaf de E terminal - te vertrekken vanaf gate E34 om 18:13 uur lokale tijd. Omdat vlucht DL325 met 10 minuten vertraging is vertrokken hadden de passagiers één uur en 21 minuten de tijd om over te stappen. Dit zou gezien de afstand van de gates haalbaar moeten zijn. Niet is gebleken dat de passagiers de aansluitende vlucht (DL325) hebben gemist vanwege een vertraging van vlucht DL75.
4.3.
Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat de vertraging van vlucht DL75 ertoe heeft geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist, doet Delta een beroep op buitengewone omstandigheden. De vertraging is veroorzaakt als gevolg van “no-shows” en de noodzaak om bagage te lossen. Delta kan geen invloed uitoefenen op wat passagiers doen tussen het moment van inchecken en het moment van melden bij de gate. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Delta had deze omstandigheden niet kunnen voorkomen door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. Zij heeft de bagage direct gelost en ten aanzien van de aansluitende vlucht de passagiers zo spoedig mogelijk omgeboekt. Een sneller alternatief was niet voorhanden.
4.4.
Tevens betwist Delta wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat Delta op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Delta kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Volgens overweging 14 van de considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich met name voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
Ter onderbouwing van de door Delta gestelde buitengewone omstandigheid heeft Delta het vluchtrapport van vlucht DL75 overgelegd. Hier is onder delay information “PULLING BAG FOR LATE SELECTEE/S/” vermeld, hetgeen betekent dat die bagage gelost moest worden. De kantonrechter overweegt dat Delta met het vluchtrapport, alsmede met een nadere toelichting van Delta’s station manager in Amsterdam waaruit volgt dat de desbetreffende passagier een additionele screening diende te ondergaan waardoor hij zich niet tijdig heeft kunnen melden bij de gate, voldoende heeft aangetoond dat sprake is geweest van “no-shows” waardoor de vlucht is vertraagd. De kantonrechter oordeelt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van passagiers die niet zijn ingestapt, van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. De “no-show” kwalificeert dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist als gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.4.
Delta heeft voorts aangevoerd dat de passagiers de aansluitende vlucht ondanks de vertraging als gevolg van de “no-show” nog hadden kunnen halen. De aansluitende vlucht DL325 naar San Jose had immers volgens Delta een vertrekvertraging van 10 minuten. Op de luchthaven van Atlanta geldt voor “international-international” vluchten een minimale overstaptijd van één uur en 25 minuten. Volgens de planning hadden de passagiers een overstaptijd van één uur en 32 minuten. Door de vertrekvertraging van vlucht DL325 hadden de passagiers volgens Delta feitelijk een overstaptijd van één uur en 21 minuten. Delta heeft nagelaten een vluchtrapport van vlucht DL325 over te leggen waaruit blijkt wanneer de gate of de deuren van het toestel gesloten waren. Het is dus niet vast komen te staan dat de passagiers tot 18:23 uur (lokale tijd) de gelegenheid hebben gehad om aan boord van het toestel te gaan. Delta heeft niet duidelijk gemaakt hoeveel tijd de passagiers feitelijk en concreet hadden voor de overstap op de luchthaven van Atlanta. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat de passagiers onweersproken hebben gesteld dat zij op de luchthaven door allerlei controles moesten. Dit verweer van Delta slaagt dan ook niet. Nu Delta haar verweer dat de passagiers genoeg overstaptijd hadden te Atlanta niet voldoende heeft onderbouwd, kan niet worden beoordeeld of Delta alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Delta heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Delta, omdat deze ongelijk krijgt

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Delta tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Delta tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter