ECLI:NL:RBNHO:2020:6042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
7989538 \ CV EXPL 19-12460
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens vertraagde vlucht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Rodos op 17 oktober 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Corendon betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet-ontvankelijk was omdat hij geen leesbare boardingpassen had overgelegd en niet had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan.

De kantonrechter heeft het verweer van Corendon verworpen en geoordeeld dat de passagier voldoende bewijs had geleverd voor zijn vordering. De rechter oordeelde dat Corendon gehouden was tot betaling van het gevorderde bedrag van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet had aangetoond dat deze kosten waren gemaakt in een situatie die onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten viel.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien Corendon grotendeels in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7989538 / CV EXPL 19-12460
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Corendon
gemachtigde: S.G. Basarat (LL.M.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 17 juli 2019 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd. Corendom heeft daarop niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagier op 17 oktober 2018 zou vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Rodos, Griekenland met vluchtnummer CD315 hierna: de vlucht.
2.2.
Corendon heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Corendon, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier stelt dat Corendon te kort is geschoten in haar verplichting de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagier niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij geen leesbare boardingpassen heeft overgelegd. Niet kan worden vastgesteld of de passagier over een bevestigde boeking beschikte en zich tijdig bij de incheckbalie heeft gemeld.
4.2.
Daarnaast voert Corendon aan dat de passagier niet heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht en bewijslast. Corendon voert aan dat de passagier slechts één productie bij de dagvaarding heeft bijgevoegd, te weten de (onleesbare) boekingsbevestiging. De passagier stelt dat de vlucht is vertraagd maar heeft nagelaten om te onderbouwen wat de duur van de vertraging is geweest. Corendon voert aan dat het aan de passagier als eiser is om ingevolge artikel 150 Rechtsvordering te stellen en te bewijzen waarom een recht op compensatie zou bestaan, nu hij zich op een rechtsgevolg beroept. Corendon wordt in haar procesbelang geschaad, nu zij niet in de gelegenheid wordt gesteld om inhoudelijk in te gaan op stellingen van eiser. Partijen komen derhalve niet toe aan de inhoudelijke behandeling van buitengewone omstandigheden. Nu de passagier niet heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht, is de Verordening niet van toepassing en ligt de vordering voor directe afwijzing gereed.
4.3.
Tevens betwist Corendon wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De passagier heeft bij conclusie van repliek het door Corendon gevoerde verweer gemotiveerd weerlegd. Corendon heeft die nadere stellingen van de passagier onweersproken gelaten. De conclusie is dan ook dat het verweer van Corendon faalt en dat de vordering van de passagier, behoudens het navolgende, wordt toegewezen.
5.2.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Corendon heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagier van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de passagier vaststelt op de volgende bedragen:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter