ECLI:NL:RBNHO:2020:6044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
7849741 \ CV EXPL 19-8589
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens de annulering van vlucht BA435 van Amsterdam-Schiphol naar Londen Heathrow op 1 februari 2019. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding noopten tot het annuleren van 40 vluchten, waaronder die van de passagier. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter oordeelde dat British Airways niet had aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding de capaciteit had aangepast en waarom specifiek deze vlucht was geannuleerd. De vordering van de passagier werd toegewezen, en British Airways werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie en proceskosten. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849741 / CV EXPL 19-8589
Uitspraakdatum: 15 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Londen Heathrow op 1 februari 2019 met vlucht BA435, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met deze annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege voorspelde slechte weersomstandigheden rondom Londen Heathrow op 1 februari 2019. British Airways voorzag dat er sprake zou zijn van sterke beperkingen voor Londen Heathrow wegens de verwachte weersomstandigheden en heeft onder die omstandigheden ervoor gekozen om 40 vluchten te annuleren, waaronder de vlucht in kwestie. Als gevolg van de weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding van Londen Heathrow maatregelen genomen die tot een groot aantal vertragingen hebben geleid. British Airways voert aan dat de verstoring van het vliegverkeer nog groter was geweest als zij niet haar aantal vluchten had beperkt. De annulering is het gevolg van buitengewone omstandigheden die British Airways, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet had kunnen voorkomen.
4.2.
Tevens betwist British Airways buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
In punt 14 en 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
5.4.
British Airways voert aan dat de vlucht is geannuleerd door de verwachte weersomstandigheden op Londen Heathrow en de daaruit voortvloeiende restricties van de plaatselijke luchtverkeersleiding. Ter onderbouwing van haar verweer legt British Airways de Heathrow Operational Brief over. Dit rapport bevat de weersvoorspelling voor 1 februari 2019. Uit deze weersvoorspelling blijkt dat voor 1 februari 2019 vanaf 09.00 uur UTC sprake zou zijn van sneeuwval. Uit dit rapport volgt tevens dat vanwege de weersomstandigheden mogelijke beperkingen in het aantal vliegbewegingen zouden plaatsvinden. De sneeuw heeft geleid tot vergaande beperkingen van het aantal vluchten op Heathrow en uiteindelijk tot een totaal van 40 geannuleerde British Airways vluchten. De annulering is het gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden, aldus nog steeds British Airways.
5.5.
De passagier stelt dat geen sprake is geweest van slechte weersomstandigheden op de geplande aankomsttijd van de vlucht. Uit een door de passagier overgelegd weerrapport volgt dat na 07:50 uur lokale tijd geen sprake meer was van sneeuw rondom Londen Heathrow, terwijl de geplande aankomsttijd van de vlucht 14:20 uur UTC was. Tevens voert de passagier aan dat een capaciteitsreductie niet kan kwalificeren als een bijzondere omstandigheid. Het annuleren van de vlucht was een operationele keuze van British Airways, aldus de passagier.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid kan vormen indien de luchtvaartmaatschappij aantoont dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat British Airways met de door haar overgelegde stukken en (summiere) toelichting daarop hierin niet in is geslaagd. British Airways heeft onvoldoende toegelicht, laat staan aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Voorts is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen British Airways heeft gemaakt bij het annuleren van de vluchten. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom British Airways ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren. Gelet hierop zal de vordering van de passagier worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze merendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 72,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter