Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
5.De beslissing
18 september 2019 met zaaknummer 7954559 \ CV EXPL 19-11311;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Icelandair wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Icelandair voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Reykjavik, IJsland. De passagier arriveerde meer dan drie uur later op de eindbestemming en vorderde compensatie, maar Icelandair weigerde deze te betalen. Na een verstekvonnis waarbij Icelandair werd veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan compensatie, kwam Icelandair in verzet tegen dit vonnis. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de passagier niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van instapweigering. De kantonrechter oordeelde dat de stelplicht en bewijslast bij de passagier lagen, en omdat hij niet in staat was om zijn claims te onderbouwen, werd het verzet gegrond verklaard en het verstekvonnis vernietigd. De oorspronkelijke vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.