ECLI:NL:RBNHO:2020:6052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
8092447 \ CV EXPL 19-15121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens vertraging van vlucht en rechtsgeldigheid van cessie

In deze zaak heeft de passagier, die met Finnair een vervoersovereenkomst had gesloten, een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had zijn vordering gecedeerd aan AirHelp door het ondertekenen van een assignmentformulier, wat Finnair aanvoerde als verweer. Finnair betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet meer bevoegd was om over het vorderingsrecht te beschikken. De kantonrechter oordeelde dat de passagier door het ondertekenen van het assignmentformulier zijn vorderingsrecht had overgedragen aan AirHelp, waardoor hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tegen Finnair. De kantonrechter concludeerde dat de passagier geen vordering op Finnair had en dat de proceskosten voor rekening van de passagier kwamen. De vordering werd afgewezen en de passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8092447 \ CV EXPL 19-15121
Uitspraakdatum: 22 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , Finland
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Osakeythiö Finnair OYj
gevestigd te Helsinki, Finland en mede kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagier diende te vervoeren van Oulu , Finland naar Helsinki, Finland met vlucht AY434 en van Helsinki naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht AY1305 op 24 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht AY434 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht AY1305 gemist.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Finnair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij voert als meest verstrekkend verweer aan – samengevat – dat de passagier zijn veronderstelde vorderingsrecht door het ondertekenen van een akte van cessie (het assignmentformulier) heeft overgedragen aan AirHelp en daardoor niet langer bevoegd is zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken en daarom niet-ontvankelijk is.
4.2.
Voorts doet Finnair een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vlucht AY434 is vertraagd als gevolg van een gebrek aan één van de banden van het toestel dat de vlucht zou uitvoeren. Bij de voorbereiding van de vlucht heeft Finnair een schroef in de band ontdekt en moest de desbetreffende band moest worden vervangen. Er waren geen reservebanden in Oulu dus moest er een reserveband worden ingevlogen vanuit Helsinki met een chartervlucht. Als gevolg hiervan is vlucht AY434 met een vertraging van 6 uur en 27 minuten uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht te Helsinki gemist en is omgeboekt naar een vervangende vlucht.
4.3.Tevens betwist Finnair de buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van Finnair is de passagier niet meer beschikt over zijn vorderingsrecht.
5.3.
Door de passagier is niet weersproken dat hij het assignmentformulier dat door AirHelp wordt gebruikt, heeft ondertekend, zodat dit vaststaat. In vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter eerder, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door AirHelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan AirHelp. Door het ondertekenen van het assignmentformulier is de passagier niet langer bevoegd zelf over het gepretendeerde vorderingsrecht te beschikken. De passagier heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, dit niet betwist. Het assignmentformulier is ook niet door de passagier overgelegd. De conclusie is dat het primaire verweer van Finnair slaagt.
5.4.
Bij conclusie van repliek is door de passagier een lastgevingsovereenkomst overgelegd. De passagier stelt dat hierin staat dat de passagier op grond van de lastgevingsovereenkomst met AirHelp bevoegd is om verworven claims met betrekking tot vertraging/annulering van een vlucht op eigen naam maar voor rekening van AirHelp te incasseren en te procederen. Nu deze overeenkomst enkel door AirHelp is ondertekend en niet door de passagier, oordeelt de kantonrechter dat dit stuk niet kan worden aangemerkt als overeenkomst. Gelet op de datum van de overeenkomst (03-02-2020) heeft het er alle schijn van dat deze achteraf is opgesteld in een (vergeefse) poging de gevolgen van de in de dagvaarding verzwegen, maar tijdens de procedure aan het licht gekomen cessie te repareren. Deze handelwijze staat op gespannen voet met de verplichting van artikel 21 Rv.
5.5.
Nu de passagier zijn veronderstelde vordering op Finnair rechtsgeldig heeft gecedeerd aan AirHelp en het bestaan van een lastgevingsovereenkomst tussen AirHelp en de passagier niet aannemelijk is geworden, is de conclusie dat de passagier geen vordering op Finnair heeft en derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Aan de inhoudelijke verweren van Finnair wordt daarom niet meer toegekomen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Finnair worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Finnair;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter