ECLI:NL:RBNHO:2020:6059
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013 en 2014; correctiebeleid en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2013 en 2014. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd op respectievelijk 21 oktober 2017 en 11 november 2017, waarbij de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft vastgesteld op € 25.911 voor 2013 en € 19.386 voor 2014. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur heeft deze handhaafd bij uitspraken op bezwaar van 15 oktober 2018.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 31 juli 2020 gehouden, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, M. Collij, en verweerder door [A] en mr. [B]. Eiser betoogde dat de navorderingsaanslagen in strijd zijn met het correctiebeleid en dat er geen nieuw feit was dat de navordering rechtvaardigde. Verweerder stelde dat de navorderingsaanslag over 2014 vernietigd moest worden omdat het bedrag onder de correctiegrens ligt, maar dat de navorderingsaanslag over 2013 terecht was opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslagen over beide jaren in strijd met het correctiebeleid waren opgelegd en verklaarde de beroepen gegrond. Eiser heeft ook verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 1.000 toe, verdeeld over de verweerder en de Staat. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 2.358. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.