ECLI:NL:RBNHO:2020:6155

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5230
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake taxikostenvergoeding

Op 3 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar bezwaren tegen de toekenning van een taxikostenvergoeding ongegrond waren verklaard. De zaak betreft de nabetaling van een taxikostenvergoeding die eiseres vanaf 10 juli 2018 had aangevraagd. Eiseres stelde dat zij recht had op een hoger bedrag dan het door verweerder vastgestelde bedrag van € 3,53, omdat zij ook vóór deze datum eigen bijdragen had betaald op basis van een andere afstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen de woning van eiseres en haar werk door verweerder was vastgesteld op 84 kilometer retour, terwijl eiseres aanvoerde dat deze afstand onterecht was gewijzigd van 98,4 kilometer retour naar 84 kilometer retour. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de afstand door verweerder, gebaseerd op de ANWB-routeplanner, niet onredelijk was en dat de nabetaling alleen betrekking had op de periode vanaf 10 juli 2018. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond voor het primaire besluit 1 en niet-ontvankelijk voor de primaire besluiten 2 en 3, omdat eiseres geen procesbelang meer had. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder meegedeeld dat eiseres recht heeft op een nabetaling vanaf 10 juli 2018 van € 3,53, omdat zij vanaf die datum de eigen bijdrage voor de incidentele taxikostenvergoeding heeft betaald op basis van 98,4 kilometer retour, terwijl de afstand tussen haar woning en haar werk voor die periode is vastgesteld op 84 kilometer.
Bij afzonderlijk besluit van 12 juli 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de vergoeding voor incidenteel taxivervoer van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019 verlengd.
Bij besluit van 12 juli 2019 (het primaire besluit 3) heeft verweerder de vergoeding voor incidenteel taxivervoer over de periode vanaf 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 voortgezet.
Bij besluit van 21 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2020 via een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Bij besluit van 31 oktober 2017 is aan eiseres van 24 oktober 2017 tot en met 23 oktober 2018 een taxikostenvergoeding voor het vervoer tussen haar woning en het treinstation [plaats 1] en een incidentele taxikostenvergoeding voor het woon-werkvervoer toegekend. In dit besluit is vermeld dat de eigen bijdrage per kilometer € 0,49 bedraagt en de afstand tussen haar woning en werk 98,40 kilometer retour is.
1.2.
Bij besluit van 12 juli 2018 is de incidentele taxikostenvergoeding voor het woon- werkvervoer voortgezet van 10 juli 2018 tot en met 31 december 2018. In dit besluit is vermeld:

U heeft vanaf 10 juli 2018 voor woon-werkverkeer de mogelijkheid om gebruik te maken van een Canta, van uw huisadres naar het NS Station [plaats 1] en terug.Als u de Canta niet kunt gebruiken bijvoorbeeld ten gevolge van medische redenen, reparatie of weersomstandigheden, dan kunt u incidenteel gebruik maken van een taxi om van uw huis naar het NS station [plaats 1] te komen, om daarna met de trein verder te reizen naar uw werk op [plaats 2].Wanneer de trein door omstandigheden niet rijdt, kunt u incidenteel gebruik maken van een taxi voor vervoer van uw huisadres naar uw werk op [plaats 2] en terug naar huis.(…)
U krijgt voortzetting van de vergoeding van 10 juli 2018 tot en met 31 december 2018 voor incidenteel taxivervoer met WEGA taxi.(…)De afstand tussen uw woning en uw werk is 84 km heen en terug(…)”
1.3.
Vervolgens heeft de besluitvorming zoals hiervoor weergegeven onder Procesverloop plaatsgevonden.
2. Eiseres voert aan dat de teruggave van de nabetaling onjuist is. Daartoe stelt zij dat dit een hoger bedrag moet zijn (€ 218,73), omdat zij ook vóór 10 juli 2018 de eigen bijdrage heeft betaald op basis van 49,2 kilometers enkele reis. Eiseres stelt dat het onbegrijpelijk is dat de afstand van huis naar werk van de ene op de andere dag 15 kilometer minder is. Daarnaast stelt eiseres dat verweerder ten onrechte bij medische situaties en zeer slechte werkomstandigheden alleen de taxi naar het station vergoedt. Eiseres voert daartoe aan dat als sprake is van genoemde omstandigheden zij ook gebruik moet maken van een taxi voor de afstand van het station naar de werklocatie (15 minuten rollen of fietsen), zodat ook die afstand vergoed moet worden.
Verder voert eiseres aan dat verweerder geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op de door haar in bezwaar naar voren gebrachte omstandigheid dat WEGA taxi haar niet van huis naar station [plaats 1] rijdt, omdat dit volgens het bedrijf niet rendabel is. Een ander taxibedrijf is nog niet gevonden. Daarbij is ook van belang dat lang buiten wachten op een taxi of de trein volgens eiseres niet haalbaar is, wat afspreken met een taxi voor een rit naar huis of het station erg lastig maakt.
3. Verweerder stelt over de nabetaling dat voor de berekening van de afstand in kilometers wordt gekeken op de ANWB-routeplanner. De ervaring leert, dat het aantal kilometers wisselt. Om die reden kan over verschillende periodes in de verschillende beslissingen een ander aantal kilometers staan.
Verweerder wijst erop dat de facturen in het dossier betrekking hebben op december 2017 tot en met november 2018. In die facturen is uitgegaan van 49,2 km voor een enkele reis. Omdat met de beslissing van 12 juli 2018 vanaf 10 juli 2018 werd uitgegaan van een afstand van 84 km voor een retour (42 km voor een enkele reis) geldt voor de facturen die betrekking hebben op de periode vóór 10 juli 2018 nog de afstand van 49,2 km.
Uit de facturen blijkt volgens verweerder dat alleen de factuur van 1 december 2018 over de maand november 2018 ten onrechte niet uitgaat van 42 km. De factuur van 1 december 2018 is daarom ten gunste van eiseres gecorrigeerd in het primaire besluit 1.
Verder wijst verweerder erop dat de voorwaarden genoemd in de primaire besluiten 2 en 3 over de incidentele taxikostenvergoeding erop gericht zijn dat het uitgangspunt is dat eiseres met de Canta naar station [plaats 1] gaat, tenzij sprake is van de uitzonderingssituaties zoals in het besluit genoemd. In die uitzonderingssituaties kan eisers incidenteel gebruik maken van taxivervoer naar station [plaats 1]. Als eisers de Canta niet kan gebruiken, valt volgens verweerder niet in te zien waarom ze na het uitstappen uit de trein haar werkplek niet kan bereiken, want voor dat laatste stuk wordt de Canta immers niet gebruikt. Verweerder wijst er overigens op dat de facturen in het dossier laten zien dat als eiseres gebruik maakt van de taxi, dit van deur tot deur is en niet alleen van haar woning tot het station [plaats 1]. Verder licht verweerder toe dat WEGA taxi in de besluiten wordt genoemd, omdat dat bedrijf een contractpartij is van verweerder. Verweerder stelt dat eiseres de vrijheid heeft om geen gebruik te maken van WEGA Taxi, maar zelf een ander taxibedrijf kan zoeken en inschakelen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Vaststaat dat in het besluit van 31 oktober 2017, dat ziet op de periode van 24 oktober 2017 tot en met 23 oktober 2018, over de taxikostenvergoeding is vermeld dat de afstand tussen de woning van eiseres en haar werk 98,40 kilometer retour is. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte vast staat.
Vervolgens is in het besluit van 12 juli 2018, dat ziet op de periode van 10 juli 2018 tot en met 31 december 2018, het aantal kilometers ten opzichte van het besluit van 31 oktober 2017 gewijzigd in 84 kilometer retour. Hoewel de rechtbank eiseres volgt in haar stelling dat de afstand tussen twee plaatsen niet van de ene op de andere dag kan wijzigen, brengt dat nog niet mee dat het aantal kilometers van een route tussen twee plaatsen niet kan wijzigen. Dat hangt immers af van de gekozen route. Dat bij de berekening van het aantal kilometers wordt uitgegaan van de ANWB-routeplanner komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank ziet geen aanleiding om te betwijfelen dat de route, en dus het aantal kilometers, volgens de ANWB-routeplanner in de periode tussen 31 oktober 2017 en 12 juli 2018 is gewijzigd. Dat er geen uitdraai van de ANWB-routeplanner bij het besluit is bijgevoegd, maakt dit niet anders.
Dat leidt ertoe dat het aantal kilometers, te weten 42 km enkele reis, in het primaire besluit 1 voor de periode vanaf 10 juli 2018 als uitgangspunt geldt. Niet in geschil is dat na juli 2018 uitsluitend de factuur over de maand van november 2018 ten onrechte niet uitging van 42 kilometer. Uit dit besluit volgt vervolgens dat de nabetaling ook alleen ziet op de periode van 10 juli 2018 tot en met 31 december 2018 en niet op de periode daaraan voorafgaand. De rechtbank kan de berekening van verweerder volgen en ziet geen aanleiding om het primaire besluit 1 onrechtmatig te achten. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het bezwaar van eiseres als aanvraag om nabetaling over de periode voorafgaand aan 10 juli 2018 kan worden gezien en dat daarop door verweerder nog geen besluit is genomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verweerder op deze aanvraag nog separaat een besluit zal nemen.
5. Het hiervoor vermelde leidt ertoe dat het beroep, voor zover betrekking hebbend op het primaire besluit 1, ongegrond is.
6. Wat betreft de primaire besluiten 2 en 3, en hetgeen hiertegen is aangevoerd, overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerder wijst er op dat de facturen in het dossier laten zien dat in de gevallen waarin eiseres gebruik heeft maakt van de taxi dit van deur tot deur is en niet alleen van haar woning tot het station [plaats 1], zoals in de voorwaarden van de primaire besluiten 2 en 3 vermeld. Eiseres heeft ook niet betwist dat zij vergoeding voor het volledige traject van woning tot werk heeft ontvangen.
Verder is van belang dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat deze besluitvorming is achterhaald door een besluit van verweerder in december 2019, inhoudende dat zij bij incidenten ongelimiteerd gebruik mag maken van de taxi voor de gehele route tussen haar woning en werk. Hoewel eiseres stelt dat zij haar bezwaren tegen de primaire besluiten 2 en 3 handhaaft, is de uitkomst voor haar niet meer relevant. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar beroep in zoverre geen procesbelang meer heeft. Omdat eiseres daardoor bij een oordeel over de rechtmatigheid van de primaire besluiten 2 en 3 geen belang meer heeft, is het beroep ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk en laat de rechtbank deze besluiten onbesproken.
7. Al het hiervoor vermelde leidt er tot slot toe dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep:
- voor zover dat betrekking heeft op het primaire besluit 1, ongegrond;
- voor zover dat betrekking heeft op de primaire besluiten 2 en 3, niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.