ECLI:NL:RBNHO:2020:6159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
7900618 \ CV EXPL 19-10056
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij luchtvaartvertraging na push back clearance

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Air France wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Air France voor een vlucht van St. Maarten naar Parijs en aansluitend naar Amsterdam op 1 november 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht, AF499, arriveerden zij met een vertraging van circa 24 uur op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten.

Air France betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een botsing met een ander toestel tijdens de push back. De kantonrechter oordeelde dat Air France voldoende had aangetoond dat de vertraging niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering en dat de botsing met het toestel van Delta Air Lines een buitengewone omstandigheid vormde. De rechter concludeerde dat Air France niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

De vordering van de passagiers werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan Air France, aangezien de passagiers ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7900618 \ CV EXPL 19-10056
Uitspraakdatum: 9 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde S. van Dijk (DAS)
tegen
de rechtspersoon naar Frans recht
Air France S.A.
Roissy Charles de Gaulle CEDEX (Frankrijk)
gedaagde
hierna te noemen Air France
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 9 mei 2019 een vordering tegen Air France ingesteld. Air France heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Air France een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Air France een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air France de passagiers diende te vervoeren op 1 november 2018 van St. Maarten naar Parijs met vluchtnummer AF499 en aansluitend van Parijs naar Amsterdam met vluchtnummer AF1240.
2.2.
Vlucht AF499 is met vertraging uitgevoerd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht te Parijs hebben gemist. De passagiers zijn hierdoor met een vertraging van circa 24 uur op de eindbestemming te Amsterdam aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Air France gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Air France heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat Air France bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de vertaalkosten ad € 409,34 en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Air France vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Air France betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat Air France op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Air France kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.3.
Air France beroept zich op een buitengewone omstandigheid en voert in dit verband het volgende aan. Vlucht AF499 is onderdeel van de rotatievlucht Parijs-Sint Maarten-Parijs met vluchtnummers AF498/AF499. Het toestel stond tijdig gereed voor vertrek (de kantonrechter begrijpt: van de voorgaande vlucht AF498) en kreeg van de lokale luchtverkeersleiding 2 minuten vóór het geplande moment van vertrek toestemming om van de gate te mogen vertrekken. Wanneer een toestel de push back clearance krijgt mag en moet het toestel van de gate vertrekken. Direct na ontvangst van de klaring is de push back aangevangen. Op het moment van push back reed er achter het toestel van Air France een toestel van Delta Air Lines. De twee toestellen hebben elkaar geraakt waardoor er ernstige schade is opgetreden aan het toestel van Air France. Het toestel is teruggekeerd naar de gate en was niet meer inzetbaar. Vlucht AF499 is met vertraging uitgevoerd als gevolg van schade aan het vliegtuig door een ongeval. Schade veroorzaakt door een ongeval is niet wezenlijk verbonden met het systeem en de werking van het toestel. De onderhavige schade is veroorzaakt door voor Air France van buiten komende omstandigheden. Air France kon geen invloed uitoefenen op de onderhavige omstandigheden. Zij ontving van de luchtverkeersleiding de push back clearance en de push back truck is daarop begonnen met push back. Een vliegtuig heeft geen achteruitkijkspiegel. Indien een klaring van de luchtverkeersleiding wordt verkregen kan een gezagvoerder ervan uitgaan dat er geen ander verkeer is en er veilig van de gate vertrokken kan worden. De vertraging is daarom veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. Voorts heeft Air France ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet kunnen voorkomen dat de buitengewone omstandigheid waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidde. Air France heeft een ander toestel uit haar vloot moeten vrijmaken voor de onderhavige vlucht. De vlucht is vervolgens zo spoedig mogelijk uitgevoerd. Redelijkerwijs kan van Air France niet meer gevergd worden, aldus Air France.
4.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Air France heeft onweersproken gesteld en voldoende aangetoond dat het toestel waarmee vlucht AF499 uitgevoerd zou worden, op de voorgaande vlucht beschadigd is door een botsing met een toestel van Delta Air Lines nadat Air France push back clearance van de luchtverkeersleiding had gekregen, waardoor het toestel niet meer inzetbaar was. Een botsing met een ander toestel nadat van de luchtverkeersleiding push back clearance is verkregen, en de daaruit voortvloeiende consequenties zijn niet te kwalificeren als een gebeurtenis die inherent is aan de normale bedrijfsvoering van Air France. De vergelijking van de passagiers met het (auto)verkeersrecht gaat niet op, nu het verkeer op de openbare weg - zoals Air France ook aanvoert - niet wordt gereguleerd door verkeersleiders. Er kan dan ook naar het oordeel van de kantonrechter niet gesproken worden van een inschattingsfout van de gezagvoerder dan wel van de bestuurder van de push back truck. Het betreft hier een van buiten komende oorzaak waarop Air France, wegens de oorsprong ervan, geen invloed kan uitoefenen.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de botsing op de voorafgaande vlucht een buitengewone omstandigheid oplevert die op haar beurt doorwerkt op de vlucht AF499. Ten gevolge hiervan hebben de passagiers de aansluitende vlucht AF1240 naar Amsterdam gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is dan ook het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Air France alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Air France heeft aangevoerd dat zij een vervangend toestel uit haar vloot heeft vrijgemaakt en dat de vlucht vervolgens zo spoedig mogelijk is uitgevoerd. Redelijkerwijs kan er volgens Air France niet meer van haar gevergd worden. De passagiers hebben dit niet betwist, zodat van de juistheid van die stellingen uit zal gaan.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de passagiers tot betaling van compensatie zal afwijzen. Omdat de vordering tot betaling van de gehele hoofdsom wordt afgewezen, zullen ook de nevenvorderingen worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Air France worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Air France worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Air France;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Air France worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter