In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Easyjet voor een vlucht van Bazel naar Amsterdam op 24 mei 2019. De vlucht werd echter geannuleerd, waardoor de passagier meer dan drie uur later dan gepland op zijn eindbestemming aankwam. De passagier verzocht Easyjet om compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Easyjet weigerde dit en deed een beroep op buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Easyjet niet voldoende heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering of vertraging van de vlucht te voorkomen. Hoewel Easyjet stelde dat de annulering het gevolg was van een vertraging op een eerdere vlucht, oordeelde de kantonrechter dat de luchtvaartmaatschappij niet had aangetoond dat zij voldoende reservetijd had ingebouwd om dergelijke vertragingen op te vangen. De rechter concludeerde dat Easyjet niet kon bewijzen dat de annulering of vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de passagier recht had op compensatie.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en Easyjet veroordeeld tot betaling van € 287,50, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter heeft ook bepaald dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen deze beschikking.