Bewijsoverweging
Vaststaat dat verdachte op 17 april 2019 is aangetroffen bij een hostel in Diemen, waar hij de koffer waarmee medeverdachte [medeverdachte] op 17 april 2019 ruim 5 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, kwam ophalen. Deze handeling komt overeen met de in de inbeslaggenomen telefoon van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen afspraak met contactpersoon ‘ [naam] ’. Getuige [getuige 1] , de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] , heeft verklaard dat zij in de telefoon van haar vriend [medeverdachte] een contact heeft gezien dat onder de naam ‘ [naam] ’/‘ [naam] ’ stond opgeslagen. Zij heeft deze [naam] omschreven als een man met een Arabisch uiterlijk met wie ze samen naar het TUI reisbureau zijn geweest, om hun tickets naar Aruba te regelen. Getuige [getuige 2] , de taxichauffeur van verdachte, heeft eveneens verklaard dat verdachte voor drie personen tickets naar Aruba heeft geboekt en betaald en dat hij verdachte daartoe heeft weggebracht naar Schiphol. Uit onderzoek naar de vluchtgegevens blijkt dat verdachte en [medeverdachte] op 9 april 2019 op dezelfde vlucht zaten en de tickets gelijktijdig zijn geboekt.
Uit de verklaringen van [getuige 1] volgt voorts dat [medeverdachte] een zwarte koffer heeft geleend van de Arabische man, die door deze man naar het hostel is gebracht voor vertrek naar Aruba en die hij op Aruba weer heeft opgehaald, waarna [medeverdachte] de koffer een dag voor vertrek weer van hem terugkreeg. Dat getuige [getuige 1] heeft aangegeven op deze punten niet uit eigen waarneming te hebben verklaard, maar dit van haar vriend [medeverdachte] te hebben vernomen, acht de rechtbank niet relevant, omdat deze punten steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo vindt deze verklaring steun in de chatgesprekken op 10 en 14 april 2019 tussen [medeverdachte] en eerdergenoemde contactpersoon “ [naam] ’.
Getuige [getuige 2] heeft ook verklaard dat hij verdachte, voor hij hem naar Schiphol bracht, eerst naar een hotel in Diemen heeft gereden om daar een koffer af te geven. Uit de camerabeelden van het hostel blijkt dat [medeverdachte] op 9 april 2019, vóór vertrek naar Aruba, het hotel verliet zonder bagage en kort erna binnenkwam met een koffer die sterke overeenkomsten vertoonde met de koffer (met cocaïne) welke op 17 april 2019 bij [medeverdachte] is aangetroffen.
Onder verdachte is daarnaast een betaalbewijs en een afschrift van de ‘Rimowa store Amsterdam’ aangetroffen voor de aanschaf van een koffer en onderzoek heeft uitgewezen dat het unieke serienummer van deze koffer overeenkomt met de koffer met cocaïne die onder [medeverdachte] in beslag is genomen. Voorts is aan het contact ‘ [naam] ’ een Nederlands telefoonnummer gekoppeld, dat is gebruikt in combinatie met het Samsung toestel dat samen met de iPhone van verdachte is aangetroffen in de taxi op 17 april 2019. Beide telefoons stralen daarnaast Nederlandse telefoonmasten aan in de periode van 4 april 2019 tot 9 april 2019, maar juist niet tussen 9 april 2019 en15 april 2019 als verdachte, ook volgens zijn eigen verklaring ter zitting, op Aruba zit.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte beide voornoemde telefoons beheert en dat de accountnaam ‘ [naam] ’, zoals opgeslagen in de telefoon van [medeverdachte] , toebehoort aan verdachte en verdachte derhalve, zoals ook verklaard door getuige [getuige 1] , de Arabische man is. Los van de herkenning van verdachte op een foto door getuige [getuige 1] , acht de rechtbank meer dan voldoende bewijs in het dossier voorhanden om vast te stellen dat ‘ [naam] ’ dezelfde persoon is als verdachte.
Hieruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de planning van de reis van [medeverdachte] en [getuige 1] naar Aruba en terug naar Nederland, met als doel cocaïne in te voeren. Hij heeft daartoe met [medeverdachte] in contact gestaan en overleg gehad. Verdachte heeft de tickets voor [medeverdachte] en [getuige 1] geboekt en hij is meegereisd op dezelfde vlucht. Voorts heeft hij de zwarte koffer aangeschaft en gezorgd dat die koffer, voorzien van cocaïne, bij [medeverdachte] terugkwam met als doel die naar Nederland over te brengen, waarna hij in overleg met [medeverdachte] de koffer in het hostel te Diemen weer kwam ophalen. Aldus is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte] en [getuige 1] , waarbij de bijdrage van de verdachte aan de invoer gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van voldoende gewicht is om van medeplegen te spreken.