ECLI:NL:RBNHO:2020:628

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7678744 CV EXPL 19-4400
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij bij buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Wenen en vervolgens naar Teheran op 3 augustus 2018. De eerste vlucht, OS374, vertrok met een vertraging van 19 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht OS871 naar Teheran misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen. Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een wijziging in de slottijd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van buitengewone omstandigheden, Austrian Airlines onvoldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De luchtvaartmaatschappij had een te kleine buffer in haar schema opgenomen, waardoor de passagiers niet tijdig hun aansluitende vlucht konden halen. De rechter verklaarde passagier sub 3 niet-ontvankelijk in zijn vordering, maar wees de vordering van de andere passagiers toe. Austrian werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en moest ook de proceskosten vergoeden. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7678744 CV EXPL 19-4400
Uitspraakdatum: 15 januari 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[Passagier sub 1]

2. [Passagier sub 2]

3. [Passagier sub 3]

allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof, mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Austrian Airlines Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Wenen, Oostenrijk en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Austrian
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 februari 2019 een vordering tegen Austrian ingesteld. Austrian heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Austrian een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Austrian de passagiers op 3 augustus 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Wenen, met vluchtnummer OS374, en van Wenen naar Teheran, Iran, met vluchtnummer OS874, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht OS374 op 3 augustus 2018 om 17.45 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 19.40 uur lokale tijd arriveren in Wenen. Vlucht OS871 zou om 20.10 uur lokale tijd vertrekken uit Wenen en op 4 augustus 2018 om 3.00 uur lokale tijd arriveren in Teheran.
2.3.
Vlucht OS374 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van Austrian gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Austrian heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Austrian bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Austrian vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Austrian betwist de vordering. Zij voert aan dat passagier sub 3 niet-ontvankelijk is, althans dat diens ouders niet-ontvankelijk zijn, nu een rechterlijke machtiging ex artikel 1:253k BW jo. artikel 1:349 BW ontbreekt. Voorts is de Verordening niet op passagier sub 3 van toepassing, aangezien baby’s geen stoel bezetten in het vliegtuig en daardoor tegen een sterk gereduceerd tarief vliegen.
4.2.
Austrian voert aan dat 19 minuten vertrekvertraging van vlucht OS374 het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Om 15.45 uur lokale tijd kreeg het toestel een later slot door de luchtverkeersleiding toegewezen, welke vervolgens meerdere malen is herzien. Vlucht OS374 kreeg uiteindelijk om 18.04 uur lokale tijd toestemming om te vertrekken en is met een vertraging van 12 minuten om 19.52 uur lokale tijd aangekomen in Wenen.
4.3.
Austrian voert voorts aan dat het haar onduidelijk is waarom de passagiers hun overstap hebben gemist, nu zij voldoende overstaptijd hadden. Vlucht OS374 is met 12 minuten vertraging om 19.52 uur lokale tijd aangekomen. Vlucht OS871 is in plaats van om 20.10 uur lokale tijd om 20.25 uur uit Wenen vertrokken. De minimale overstaptijd op de luchthaven van Wenen is 25 minuten. Door de vertrekvertraging van vlucht OS871 hadden de passagiers feitelijk 33 minuten overstaptijd, hetgeen op de luchthaven van Wenen voldoende is om de aansluitende vlucht te kunnen halen. Het is aan de passagiers om de informatievoorzieningen van de luchtvaartmaatschappij en de luchthaven in de gaten te houden en om daaraan gevolg te geven. De reden dat de passagiers zich niet tijdig bij de gate van vlucht OS871 heeft gemeld ligt in de risicosfeer van de passagiers en staat los van de aankomstvertraging van vlucht OS374, aldus Austrian.
4.4.
Austrian betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer van Austrian stellen de passagiers dat zij niet over een rechterlijke machtiging hoeven te beschikken, omdat zij hun vorderingsrecht hebben overgedragen aan Airhelp. Uit de dagvaarding blijkt echter dat de passagiers in persoon procederen, zodat passagiers sub 1 en/of sub 2, voor zover zij in deze procedure als wettelijk vertegenwoordiger van passagier sub 3 optreden, over een rechterlijke machtiging dienen te beschikken. Nu deze machtiging ontbreekt, zal de kantonrechter passagier sub 3 niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
5.3.
De passagiers hebben nagelaten aan te geven op welke wijze en hoe laat zij hun eindbestemming hebben bereikt. Austrian heeft bij dupliek evenwel aangegeven dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht IR716, welke vlucht op 4 augustus 2018 om 17.45 uur lokale tijd is aangekomen in Teheran. Daarmee is vast komen te staan dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat Austrian in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Austrian kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.4.
Austrian doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Ten aanzien van dit beroep geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordien wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht, of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.5.
Austrian voert aan dat het toestel dat vlucht OS374 uitvoerde om 15.45 uur lokale tijd (13.45 uur UTC) een CTOT kreeg opgelegd. Het CTOT is vervolgens meermalen herzien. Ter onderbouwing verwijst Austrian naar het vluchtrapport en de slot history (producties 3 en 5 bij antwoord). Uit de overgelegde stukken begrijpt de kantonrechter dat de slottijd meerdere malen is gewijzigd wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY), waardoor vlucht OS374 met een vertraging van 19 minuten om 18.04 uur lokale tijd is vertrokken. Het toestel is om 19.52 uur lokale tijd gearriveerd in Wenen.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat een CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Austrian heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een CTOT heeft opgelegd aan het toestel dat vlucht OS374 uitvoerde.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid, zodat deze als buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt. Vast staat dat vlucht OS374 met een vertraging van 12 minuten is aangekomen in Wenen als gevolg van de opgelegde CTOT’s. Daardoor hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur.
5.8.
Vast staat dat de ‘Minimum Connecting Time’ op de luchthaven in Wenen 25 minuten bedraagt. De vlucht zou volgens de overeenkomst om 19.40 uur lokale tijd aankomen in Wenen en vlucht OS871 zou volgens de overeenkomst om 20.10 uur lokale tijd vertrekken naar Teheran. Hieruit volgt dat de passagiers 30 minuten overstaptijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen. De passagiers hadden aldus een zeer geringe buffer, te weten 5 minuten, om de aansluitende vlucht te halen. In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) is beslist dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij aangegeven dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd moet voorzien om de vlucht na afloop van de buitengewone omstandigheden zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren. Austrian diende derhalve tussen de aansluitende vluchten over een buffer te beschikken om de vertraging ten gevolge van buitengewone omstandigheden op te kunnen vangen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Austrian door de voorliggende buffer aan te houden onvoldoende rekening gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagiers.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van Austrian wordt verworpen. Weliswaar is sprake van een buitengewone omstandigheid die tot langdurige vertraging heeft geleid, maar Austrian heeft door een minieme buffer in haar schema op te nemen niet de redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen. Austrian is daarom gehouden de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht en de vordering tot betaling van de hoofdsom zal gelet op de duur van de vertraging worden toegewezen.
5.10.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Austrian heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Austrian omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk in zijn vordering
6.2.
veroordeelt Austrian tot betaling aan de passagiers sub 1 en 2 van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2018 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.3.
veroordeelt Austrian tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter