ECLI:NL:RBNHO:2020:6283

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
15 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4789
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en weigering WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiseres tegen de besluiten van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres ontving een Ziektewet (ZW) uitkering, maar verweerder heeft op 5 maart 2019 besloten dat zij met ingang van 6 april 2019 geen recht meer had op deze uitkering. Tevens is op 6 maart 2019 geweigerd om eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bestreden besluit van 11 september 2019, waarin de bezwaren ongegrond zijn verklaard, is door de rechtbank in stand gehouden.

De rechtbank heeft overwogen dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er voldoende medische gegevens zijn verzameld om tot een afgewogen oordeel te komen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan door verweerder is aangenomen, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres niet in staat is om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beëindiging van de ZW-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering terecht zijn, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.C. Engels),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 6 april 2019 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 6 maart 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder geweigerd aan eiseres met ingang van 3 mei 2019 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 11 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek heden gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een ZW-uitkering. In het kader van een Eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft verweerder bepaald dat eiseres op 4 mei 2018 minder dan 65% van het maatmanloon kan verdienen.
1.1
Op 15 januari 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In dat kader is eiseres op 4 februari 2019 gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 15 februari 2019. Eiseres is hierin beperkt geacht ten aanzien van nekbelastend werk. Voor een urenbeperking heeft de verzekeringsarts geen aanleiding gezien.
De arbeidsdeskundige is van mening dat geen sprake is van een WIA-beoordeling, maar van een beoordeling in het kader van de Belastbaarheid tweede ziektejaar. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres haar eigen werk niet meer kan doen, maar dat zij met haar beperkingen wel geschikt is tot het verrichten van ander werk, te weten [functie 1] , [functie 2] en [functie 3] . Hiermee kan zij meer dan 65% (66,15%) van het maatmanloon verdienen. Op grond hiervan heeft verweerder de primaire besluiten genomen. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt.
1.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien af te wijken van het primaire medische oordeel. Hij heeft een nieuwe FML opgesteld en een extra beperking aangenomen ten aanzien van werken met een toetsenbord. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien deels af te wijken van de primaire arbeidskundige beoordeling. Hij heeft één van de geduide functies laten vervallen. Op basis van de resterende functies kan eiseres nog steeds meer dan 65% (66,15%) van haar maatmanloon verdienen. Op grond hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Eiseres stelt dat zij recht heeft op voortzetting van haar ZW-uitkering. Zij is niet in staat meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Hiertoe voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Vanwege haar chronische nekklachten acht zij met name meer beperkingen aan de orde in de rubriek dynamische handelingen. Vanwege deze klachten, in combinatie met de zorg voor haar dochtertje, rust zij elke dag van 12:00 uur tot 14:30 uur. Vanwege het chronische karakter en de familiaire aandoening zullen haar klachten in de toekomst alleen maar toenemen. In beroep heeft eiseres informatie van de huisarts van 24 september 2019 en de reumatoloog van 20 februari 2020 ingebracht. Subsidiair stelt eiseres dat zij ook recht heeft op een WIA-uitkering.
3. De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, de hoorzitting bijgewoond en eiseres medisch onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de neuroloog van 4 augustus 2014, 5 maart 2018 en 29 maart 2018 bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte dan ook over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiseres te komen. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende gereageerd op de door eiseres ingebrachte medische informatie.
3.1
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toereikend en inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres ten tijde in geding geen verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle op dat moment beschikbare (medische) informatie heeft betrokken bij zijn beoordeling. Hij heeft voldoende rekening gehouden met de nekklachten van eiseres door beperkingen aan te nemen in de rubrieken aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Uit de informatie van de neuroloog volgt niet dat de klachten van eiseres hiermee zijn onderschat. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven is geen sprake van zenuwwortelcompressie en kunnen de afwijkingen bij MRI onderzoek de klachten van eiseres niet verklaren. Bij neurologisch onderzoek werden ook geen aanwijzingen gevonden voor krachtsverlies of gevoelsstoornissen, wat te verwachten zou zijn bij zenuwbeknelling. Ook blijkt uit de informatie van de neuroloog niet dat sprake is van een familiaire aandoening.
3.2
Verder kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat op grond van de aandoeningen van eiseres en rekening houdend met de reeds aangenomen beperkingen er geen reden is voor het aannemen van een urenbeperking. Er is geen sprake van een aantoonbare ernstige aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen. Evenmin is sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid wegens tijdsbeslag door therapie en er is ook geen sprake van een preventieve indicatie omdat volledig werken in passend werk zou leiden tot schade aan de gezondheid. Ook het dagverhaal van eiseres geeft geen reden tot het aannemen van een urenbeperking. Het enkele gegeven dat eiseres overdag rust/slaapt is daarvoor onvoldoende.
3.3
In beroep heeft eiseres informatie van de reumatoloog en de huisarts ingebracht. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat uit deze informatie blijkt dat er nog geen duidelijke diagnose is gesteld. [# 1] wordt door de reumatoloog wel overwogen maar genetisch onderzoek naar [# 2] was negatief. Ook passen de klachten van eiseres volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet bij [# 1] . Eiseres ervaart geen lage rugklachten, terwijl dit meestal een van de eerste symptomen van de ziekte is. Verder stelt eiseres dat zij meer klachten krijgt na bewegen, terwijl bij [# 1] startpijn en stijfheid na rusten meestal op de voorgrond staan. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat bij [# 1] dagelijks bewegen een zeer belangrijk onderdeel van de behandeling is. Daarnaast kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat in de verwijsbrief van de reumatoloog geen nadere bevindingen worden beschreven en dat daarom op basis van de in beroep aangeleverde informatie onvoldoende reden bestaat om een andere medische situatie aan te nemen. Bij de beoordeling van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding is namelijk niet alleen uitgegaan van diagnoses die zijn gesteld of overwogen, maar ook van de ervaren klachten en belemmeringen, de behandeling, de voorgeschiedenis, het dagelijks functioneren en de medisch voorhanden zijnde informatie. Ook eerdere informatie van de curatieve sector en de omschreven afwijkingen bij beeldvormend onderzoek zijn in bezwaar meegewogen. In de FML zoals die in bezwaar is opgesteld is reeds rekening gehouden met beperkingen die
borgen dat de nek (locatie van de klachten) niet zwaar wordt belast. Het enkele gegeven dat er eventueel sprake is van een (beginnende) [# 1] maakt klachten, anamnese en functioneren niet anders en is daarom onvoldoende om de eerder gemaakte inschatting van de belastbaarheid te wijzigen.
3.4
Gelet op het voorgaande is de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk.
3.5
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stelt eiseres dat de functie van [functie 2] niet geschikt is, omdat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met haar nekklachten. Gelet op wat de rechtbank onder 3.4 heeft overwogen, is daarvan niet gebleken. Eiseres dient geschikt te zijn voor ten minste drie functies en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat aan dit vereiste wordt voldaan.
3.6
Verder stelt eiseres dat in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 september 2019 ten onrechte is vermeld dat eiseres beschikt over een VMBO-TL diploma. Verweerder heeft hierover in het bestreden besluit reeds aangegeven dat geen van de geduide voorbeeldfuncties een VMBO-TL diploma vereist. De rechtbank kan dit volgen. Voor de geduide functies is opleidingsniveau 2 vereist (een getuigschrift beroepsonderwijs en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma of andere opleidingen op dit niveau). De omstandigheid dat eiseres niet beschikt over een VMBO-TL diploma maakt dus niet dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar.
3.7
Tot slot stelt eiseres dat in het ene verslag een verdiencapaciteit staat vermeld van 58,02% en in het andere verslag 70,55%. De rechtbank kan verweerder volgen dat deze percentages aan de EZWb ten grondslag liggen en niet aan de besluitvorming die in deze zaak ten grondslag ligt.
3.8
Gelet op het voorgaande kan ook het arbeidskundige deel van het bestreden besluit in stand blijven.
3.9
Dit betekent dat verweerder terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd. Hieruit volgt dat eiseres de wachttijd voor de WIA niet heeft volgemaakt. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
3.1
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2020 door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.