ECLI:NL:RBNHO:2020:6283
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en weigering WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiseres tegen de besluiten van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres ontving een Ziektewet (ZW) uitkering, maar verweerder heeft op 5 maart 2019 besloten dat zij met ingang van 6 april 2019 geen recht meer had op deze uitkering. Tevens is op 6 maart 2019 geweigerd om eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bestreden besluit van 11 september 2019, waarin de bezwaren ongegrond zijn verklaard, is door de rechtbank in stand gehouden.
De rechtbank heeft overwogen dat de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er voldoende medische gegevens zijn verzameld om tot een afgewogen oordeel te komen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan door verweerder is aangenomen, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres niet in staat is om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beëindiging van de ZW-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering terecht zijn, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.