Op 20 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. Deze einduitspraak volgt op een tussenuitspraak van 14 februari 2020, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om gebreken in de motivering van het besluit te herstellen. Verweerder heeft op 17 maart 2020 een aanvullende motivering ingediend, waar eiseres op 29 april 2020 op heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
In de tussenuitspraak werd vastgesteld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de kosten van mobiliteit en de kosten voor de aanschaf van Fluimicil niet konden leiden tot de conclusie dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2018 onevenredig maakten. Verweerder heeft in zijn aanvullende motivering gesteld dat het gebruik van een auto voor eiseres niet medisch noodzakelijk is, en dat er voorliggende voorzieningen zijn, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder de gebreken uit de tussenuitspraak heeft hersteld en dat eiseres voldoende draagkracht heeft om de kosten van rechtsbijstand te voldoen.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak de gebreken heeft hersteld. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.312,50. De rechtbank heeft verweerder ook opgedragen het griffierecht van € 47,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.