Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- bepaalt dat verweerder het griffierecht vergoedt.
Rechtbank Noord-Holland
Op 28 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de schorsing van de Wajong-uitkering van de eiser, die per 31 januari 2019 was ingegaan. De schorsing was het gevolg van de ambtshalve uitschrijving van de eiser uit de Basisregistratie Personen (BRP) met de status 'vertrokken onbekend waarheen'. De gemeente heeft deze uitschrijving later gecorrigeerd, waardoor de eiser weer ingeschreven werd in de BRP.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schorsing van de Wajong-uitkering onrechtmatig was, omdat de eiser niet langer de VOW-status had op het moment van de opschorting. Hierdoor heeft de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het bezwaar van de eiser alsnog gegrond verklaard, waardoor het eerdere besluit van 16 mei 2019 kwam te vervallen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser geen actueel procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van 16 mei 2019, omdat het bestreden besluit inmiddels was herroepen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft wel bepaald dat de verweerder het door de eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt, hoewel de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.