In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met LOT voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Warschau op 10 juni 2018, maar de vlucht vertrok met aanzienlijke vertraging. De passagier arriveerde meer dan drie uur later op de eindbestemming, wat aanleiding gaf tot de vordering op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. LOT betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beslissingen van de luchtverkeersleiding die CTOT's (Calculated Take-Off Times) hadden opgelegd aan de vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, LOT kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden en beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelde dat LOT alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen, waaronder het omboeken van de passagier naar de eerst beschikbare vlucht. Daarom werd de vordering tot compensatie afgewezen.
De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze zaak. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten.