In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde T.M.H. Carrilho, beroep ingesteld tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Het bestreden besluit, gedateerd 20 september 2019, verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2018 niet-ontvankelijk. Eiseres heeft op 30 september 2019 beroep ingesteld, dat op 4 oktober 2019 door de rechtbank Amsterdam ter verdere behandeling is doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland.
Op 13 februari 2020 heeft verweerder aan eiseres voorgesteld om het beroep in te trekken tegen vergoeding van het betaalde griffierecht en een proceskostenvergoeding van 0,5 punt. Eiseres heeft dit voorstel geaccepteerd en het beroep op 1 maart 2020 ingetrokken, met een verzoek om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat het verzoek om kostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking is gedaan.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 262,50, gebaseerd op beroepsmatige rechtsbijstand. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot dit bedrag. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.