ECLI:NL:RBNHO:2020:6418

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
HAA - 20/1904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van beroepsgronden en niet reageren op verzoek tot herstel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 12 augustus 2020, is het beroep van eiser, [X], tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 17 maart 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 februari 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiser in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld en ook geen afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft heeft overgelegd. Eiser is op 18 juni 2020 per aangetekende brief verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd. De griffier heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar eiser heeft niet gereageerd.

Aangezien eiser geen reden heeft gegeven voor de verzuimen en er geen verontschuldiging is gebleken, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 17 maart 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 februari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift en heeft geen afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 18 juni 2020 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.