ECLI:NL:RBNHO:2020:6419
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van beroepsgronden
Op 17 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, als verweerder en eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam. Eiser heeft op 30 maart 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 26 maart 2020 en 9 april 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eiser op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb verplicht is om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. Dit houdt in dat eiser moet aangeven op welke specifieke punten hij het niet eens is met het bestreden besluit. Aangezien eiser geen beroepsgronden heeft vermeld, heeft de rechtbank hem bij aangetekende brief van 15 juni 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze brief op 16 juni 2020 is bezorgd, maar eiser heeft niet gereageerd.
Omdat eiser binnen de gestelde termijn geen gronden heeft ingediend en geen reden heeft gegeven voor dit verzuim, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.