ECLI:NL:RBNHO:2020:6502
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en terugvordering van bijstandsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Verzoekster had eerder een bakkerszaak in Amsterdam, die failliet ging, waarna haar zoon de zaak voortzette. Sinds 16 juni 2016 ontving verzoekster een bijstandsuitkering. Echter, na onderzoek door de gemeente Zaanstad naar haar vermogen in Turkije, werd haar bijstandsuitkering opgeschort. De gemeente had twijfels over de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering, omdat verzoekster niet alle gevraagde informatie over haar vermogen had verstrekt. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering per 4 september 2018 en een terugvordering van € 14.866,71.
Verzoekster heeft tegen de besluiten van de gemeente bezwaar gemaakt en een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend. De gemeente verklaarde de bezwaren ongegrond en wees de nieuwe aanvraag af, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in financiële problemen verkeerde en geen inkomsten had. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de gemeente voldoende redenen had om de bijstandsuitkering op te schorten en de nieuwe aanvraag af te wijzen. De voorzieningenrechter adviseerde verzoekster om een nieuwe bijstandsaanvraag in te dienen, waarbij de gemeente opnieuw zou moeten beoordelen of verzoekster recht op bijstand had, rekening houdend met haar financiële situatie en de opgelopen schuldenlast.