In deze rolbeschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt ingegaan op de bezwaren van Drogisterij Plus c.s. tegen de door Geneva Laboratories gestelde zekerheid ex artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in het incident, waarbij de hoofdzaak eerder was behandeld in een tussenvonnis op 3 juni 2020. In dat vonnis was Geneva Laboratories opgedragen om binnen drie weken een zekerheid te stellen van € 10.750,55. De rechtbank heeft vastgesteld dat Geneva Laboratories deze zekerheid tijdig heeft gesteld door het bedrag op de derdenrekening van haar advocaat te storten.
Drogisterij Plus c.s. betwistte echter de geldigheid van deze zekerheid, stellende dat het gestorte bedrag niet rechtstreeks van Geneva Laboratories afkomstig was en dat het in strijd was met de regeling derdengelden. De rechtbank oordeelt dat het niet relevant is van wie het geld afkomstig is, zolang de zekerheid maar voldoende is om de proceskosten te waarborgen. De rechtbank concludeert dat de gestelde zekerheid voldoet aan de voorwaarden en verwerpt de bezwaren van Drogisterij Plus c.s. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord, met een nieuwe zittingsdatum op 30 september 2020.