In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Sarajevo op 3 mei 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst met Austrian Airlines en miste haar overstap in Wenen door een vertraging van 37 minuten van de eerste vlucht. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
Austrian Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een opgelegde CTOT (Calculated Take Off Time) door de luchtverkeersleiding, die de uitvoering van de vlucht beïnvloedde. De kantonrechter oordeelde dat de passagier in eerste instantie niet aan haar substantiëringsplicht had voldaan, maar dat dit in de repliek was hersteld. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht OS 374 inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat Austrian Airlines alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.
Uiteindelijk werd de vordering van de passagier afgewezen, en werd zij veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet in haar recht stond, omdat de vertraging niet te wijten was aan nalatigheid van de luchtvaartmaatschappij, maar aan omstandigheden buiten hun controle. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in geval van vertragingen.