ECLI:NL:RBNHO:2020:6664

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
7456021 CV EXPL 19-372
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door British Airways en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege de annulering van hun vlucht op 3 november 2017 van Amsterdam-Schiphol naar Singapore via Londen Heathrow. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. British Airways heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk zware mist op de luchthaven van Londen Heathrow, waardoor capaciteitsbeperkingen golden. De passagiers hebben echter betwist dat British Airways voldoende bewijs heeft geleverd voor deze claim van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie en heeft British Airways veroordeeld tot betaling van € 1.381,50, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat deze als redelijk werden beschouwd. Het vonnis is uitgesproken op 11 maart 2020 in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7456021 \ CV EXPL 19-372
Uitspraakdatum: 11 maart 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: M. Sleijster (Yource B.V.),
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc.,
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 december 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 3 november 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol via Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) naar Singapore met vluchten BA 447 en BA 11.
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou vlucht BA 447 om 17:30 uur lokale tijd vanaf Amsterdam-Schiphol vertrekken en om 17:45 uur lokale tijd in Londen arriveren. Vervolgens zouden de passagiers om 19:05 uur lokale tijd verder vliegen naar Singapore, waar zij op 4 november 2017 om 15:55 uur lokale tijd zouden arriveren.
2.3.
Vlucht BA 447 (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vliegreis op 4 november 2017 en hebben hun eindbestemming een dag later dan gepland bereikt.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 december 2018;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat op 3 november 2017 zware mist verwacht werd op de luchthaven van Londen Heathrow zodat de luchthaven startte met “Low Visibility Procedures” waarmee de tijd tussen opeenvolgende landingen werd verlengd. Dit leidde ertoe dat het luchtverkeersbeheer het aantal landingen per uur eerst tot 32 terugbracht, terwijl er normaal tussen de 40 en 44 landingen per uur plaatsvinden. Tussen 7:00 uur en 8:00 uur UTC kon de luchtverkeersleiding maar 29 vluchten laten landen terwijl er 37 vluchten per uur moesten landen. Tussen 9:00 uur en 11:00 uur UTC werd het aantal landingen teruggebracht naar 20 per uur terwijl voor de rest van de dag maximaal 36 landingen per uur zouden worden toegelaten. Vanwege de sterk verminderde capaciteit op de luchthaven zag British Airways zich geconfronteerd met een situatie waarin zij niet al haar korte vluchten zou kunnen uitvoeren voor de nachtsluiting van Londen Heathrow. Om die reden heeft zij om 11:10 uur UTC de rotatie BA 446/447 waar de vlucht van de passagiers deel van uitmaakte geannuleerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd en dat de passagiers zijn omgeboekt naar een andere vliegreis waarmee zij hun eindbestemming een dag later dan gepland hebben bereikt, zodat er in beginsel een compensatieplicht rust op British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
British Airways heeft aangevoerd dat vanwege voorspelde zware mist de luchthaven van Londen Heathrow “Low Visibility Procedures” gestart heeft waardoor de separatieafstand tussen twee opeenvolgende vliegtuigen werd vergroot. British Airways licht toe dat de luchtverkeersleiding in de ochtend van 3 november het vliegverkeer heeft beperkt door minder landingen toe te staan. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de vlucht is geannuleerd vanwege verwachte slechte weersomstandigheden en daarop volgende capaciteitsvermindering op de luchthaven verwijst British Airways naar productie A1 bij de conclusie van antwoord. Onduidelijk is echter wie het document heeft opgesteld en waar het vandaan komt. Een bronvermelding ontbreekt. Evenmin bevat het document een vluchtdatum, zodat de opgenomen omstandigheden niet te herleiden zijn naar de vlucht op 3 november 2017. Hoewel British Airways METAR data heeft overgelegd, waarin de voorgedane weersomstandigheden op 3 november 2017 voor de periode 4:20 uur tot 9:50 uur UTC worden omschreven, volgt uit de overgelegde data in ieder geval niet dat voor de gehele dag, dan wel omstreeks de geplande aankomsttijd van de vlucht in Londen (17:45 uur UTC) mist was voorspeld.
5.4.
Voorts heeft British Airways uitgebreid uiteengezet welke capaciteitsreducties er in de ochtend van 3 november 2017 tot 11:00 uur UTC golden, daarbij heeft zij in het algemeen aangevoerd dat het vanwege de capaciteitsvermindering onmogelijk was voor British Airways om al haar vluchten voor de nachtsluiting van Londen Heathrow uit te voeren, zodat er vluchten geannuleerd moesten worden. Om 11:10 uur UTC is daarom besloten om de onderhavige vlucht van Amsterdam naar Londen Heathrow te annuleren, aldus British Airways. Onduidelijk is hoe de situatie op de luchthaven was na 11:00 uur UTC, noch heeft British Airways toegelicht of er maatregelen van kracht waren en zo ja in welke mate er sprake was van een capaciteitsvermindering omstreeks de geplande vluchttijden van de onderhavige vlucht. British Airways heeft evenmin toegelicht vanaf wanneer de luchthaven gesloten is voor de nacht, zodat eveneens onduidelijk is hoe de onderhavige vlucht daarmee verband houdt. Uit de door British Airways overgelegde producties volgt niet dat de luchtverkeersleiding op 3 november 2017 vanwege de weersomstandigheden capaciteit beperkende maatregelen heeft opgelegd voor de luchthaven van Londen Heathrow. De passagiers hebben British Airways daarop gewezen. British Airways heeft echter geen aanleiding gezien om haar standpunt met documenten afkomstig van de luchtverkeersleiding of van de luchthaven te onderbouwen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat British Airways onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen kon worden. Het verweer op dit punt faalt dan ook. Er wordt om die reden niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of British Airways alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 181,50 worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1381,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 december 2018, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter